[Noot]
Villa Natacha
Elytis, in de verstikkende atmosfeer van Griekenland na de machtsovername door de militaire junta van 21 april 1967 niet meer in staat te schrijven, besloot in de lente van 1969 naar Parijs te vertrekken. Op uitnodiging echter van zijn vriend en landgenoot E. Teriade, de bekende kunstcriticus en uitgever, onderbrak hij zijn reis daarheen en verbleef enige tijd in diens ‘Villa Natacha’, in St. Jean-Cap-Ferrat aan de Côte d'Azur. Omringd door sprookjesachtige tuinen, schreef hij het gedicht Villa Natacha. De dichter, diep gewond door de politieke gebeurtenissen in Griekenland, rookt, temidden van een weelde van bloemen met de meest exotische namen, zijn eerste vrije sigaret, dromend van een andere, poëtische, omwenteling. Er is maar weinig nodig, een minieme zwenking van het stuur en het kwaad is overwonnen en de mens, zonverbrand en in een simpel wit overhemd, vertrapt de draken die zo lang hun macht over hem uitoefenden, vrij van angsten en frustraties.
Villa Natacha is gepubliceerd in de bundel Ta eterothalí (= Stiefbloeiers), Athene 1974.
Maria Nephéli
Elytis was bezig aan de compositie van dit grote gedicht, toen de militaire junta in Griekenland de macht greep. Niet in staat om eraan verder te werken, vatte hij pas na 1974 het werk weer op.
Maria Nephéli (= Maria Wolk) is het eerste gedicht van Elytis waarin hij spreekt in beelden, niet zozeer ontleend aan wat wij de natuur noemen, als wel aan het leven in de grote stad. Het is overigens niet alleen de dichter die spreekt in dit werk. Het bestaat uit een beurtzang tussen Maria Nephéli, een jonge vrouw, en de Tegenzanger. De Tegenzanger is het ene aspect van de dichter, Maria Nephéli het andere. Zij is een tegenstandster van alles wat te maken heeft met orde en status quo, de Tegenzanger spreekt met de stem van de wijsheid en bezonnenheid Het hele gedicht is doortrokken van de aantrekkings- en afstotingskracht tussen deze twee polen.
In Maria Nephéli vinden we de existentiële strijd van de dichter, de strijd om ‘aan de andere zijde van de dingen te komen, om de dingen van de andere kant te bezien’. De sleutel tot het gedicht wordt ons door Elytis zelf aangereikt in het motto, afgedrukt aan het begin van de bundel (en ontleend aan zijn vroegere bundel - 1935 - Prosanatolismí (Oriëntaties): ‘Gis, tracht en begrijp: aan de andere zijde ben ik dezelfde.’ Hij heeft de andere zijde van het bestaan, andere dimensies bereikt, maar hij is dezelfde gebleven.
Drie gedichten onder gelegenheidsvlag
Dit is het eerste werk dat Elytis publiceerde nadat hij in 1979 de Nobelprijs voor de Literatuur ontving. In de titel mag men een eerbetoon vermoeden aan de andere Griekse dichter die met de Nobelprijs geëerd werd (1963), Jórgos Seféris, die immers ook drie jaar na dat gebeuren een bundel publiceerde, onder de titel Drie geheime gedichten.
Het gedicht omvat drie poetische eenheden, De tuin ziet, De amandel der wereld en Ad libitum. Elk daarvan bestaat uit zeven delen. Drie en zeven voor in Elytis' poëzie ingewijden welbekende getallen. De toon van het gedicht is die van het gesprek, soms modulerend in de richting van de biecht, maar vooral gekenmerkt door een didactische ondertoon. De oude dichter - Elytis is al boven de zeventig en schrijft al vijftig jaar lang poëzie - doet z'n uiterste best alles wat hij aan ervaring heeft opgedaan door te geven; hij heeft dingen gezien waarvan hij een ieder deelgenoot zou willen maken.
De twee andere basiskunsten, muziek en schilderkunst, spelen een belangrijke rol. Dat blijkt direct in het begin al in de metafoor rond de Byzantijnse schilder Pansélinos (± 1400) en in de klaterende klanken van de muziek van Vivaldi en Mozart. Zo zet Elytis de poëzie midden tussen de schilderkunst, haar zichtbare natuur, en de muziek, haar geestelijke, onstoffelijke vertegenwoordiger.
Tría Pijímata me siméa efkerías is gepubliceerd in 1982, in Athene.
(Wim Bakker)