De Tweede Ronde. Jaargang 4(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Twee gedichten J. Hombergen Venster te Skiathos 't Uur, waarop schaduwen verdiepen. Door de witkalk trekt een hitte-bevangen geeuw. Beneden balanceren op de steilte van de klif de zeehavik en de meeuw. De blauwe lucht lijkt in het open venster tot niets meer te herleiden. Beklemmend moet zijn in haar eenzelvigheid de omarming der kozijnen. En hoor ik niet het ruwe gras onder de vensterbank lijden, zoekend zich naar het vermoeden te bevrijden van een nietige zee? Hoe onmiddellijk zijn deze dingen niet, hoe totaal en nauwelijks te ontkomen? Dat ik zo weg zou kunnen stappen uit mijn luiheid en dit venster bewonen. [pagina 33] [p. 33] Olympus, de zuidelijke aanblik Een berg is een tent waarop gras hardnekkiger groeit dan elders. Hij kan ook rotsen ontketenen voor meteorologen om er hun pijp op uit te kloppen. Hoog in de lucht kijken serieuze toppen toe, zo vreemd. Spelonken en ravijnen verzwijgen hun groots complot. Petroleumlicht dooft en de slaapzak ontrolt een verlammende nacht. Wekkers tikken in de dorpen beneden, lichtere vlekken op een trage aardstroom. De gestalte van een tijdloze dwergden, en zelfs het duister is hoger en witter. Het rust op de volle altitude van je geopende ogen. In de eeuw van een berg verbreng je de nacht. Verweg hoor je de moszachte gongslag van het morgenlicht op het tentzeil vallen. Bergamotthee en sigaret scheiden je van de aanlooptoppen. Een verlaten plein van zwerfkeien, bergbewoners van het eerste uur. Daarachter, onzegbaar eenzaam: de zuidelijke muur. Vorige Volgende