De Tweede Ronde. Jaargang 4
(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Iets over Nagieb Mahfoez
| |
[pagina 72]
| |
le identiteit en waardigheid te bevestigen. In het begin van de twintigste eeuw verscheen er meer oorspronkelijk werk. Mahfoez heeft nooit verhuld dat hij Europese literatoren veel verschuldigd is, hij noemt vele namen, waaronder Proust, Kafka, Dostojevski en Tsjechov. Hij weigert zich met één bepaalde literatuurstroming te identificeren en heeft zijn critici steeds met nieuwe ontwikkelingen verrast. Zijn artistieke interesse bestrijkt een breed terrein: naturalistische beschrijvingen, de familieroman à la Buddenbrooks, de mystiek getinte allegorie, enigszins bizarre, door hasjiesj verruimde observaties, en existentialistische bespiegelingen. Mahfoez' sympathie gaat altijd uit naar de eenvoudige inwoners van Cairo, hun strijd om het bestaan, hun pogingen zich in de chaotische stadsmaatschappij te handhaven, een sociale positie op te bouwen en een uitweg te vinden voor hun destructieve innerlijke driften. Ook jonge vrouwen van bescheiden afkomst die zich bewegen op het in Egypte soms smalle pad tussen emancipatie en prostitutie genieten Mahfoez' welwillende belangstelling. Van rijke, uiterlijk beschaafde, maar in werkelijkheid door en door verdorven Egyptenaren schetst hij in zijn boeken meestal een zeer realistisch beeld. Mahfoez begon zijn schrijverscarrière met de publikatie van een verhalenbundel en drie historische romans, die zich in het faraonische Egypte afspelen. Zijn oog voor sociale misstanden bracht hem ertoe vervolgens een aantal romans te schrijven waarin een kaleidoscopisch en vaak humoristisch beeld wordt geschetst van het leven in de kleurrijke volksbuurten van oud-Cairo. In 1956 en 1957 verschijnen de drie romans die samen de Trilogie vormen. Hierin beschrijft Mahfoez de lotgevallen van drie generaties van een Caireense koopmansfamilie in de jaren 1917 tot 1944. De revolutie van 1919 en de strijd van Egypte om onafhankelijkheid te verwerven vormen de politieke achtergrond van dit werk. Na de revolutie van 1952 stopte Mahfoez enige jaren met schrijven, omdat, naar hij zei, met het verdwijnen van het oude regime de noodzaak tot sociale kritiek wegviel. In 1959 verscheen er van zijn hand een allegorische roman, met mystieke achtergrond, als feuilleton in Egyptes belangrijkste dagblad al-Ahraam. De publikatie van dit werk in boekvorm werd in Egypte niet toegestaan, na kritiek van de zijde van conservatieve moslims. In de jaren zestig publiceert Mahfoez weer romans waarin het nieuwe regime wordt bekritiseerd. In deze romans maakt de sociale bena- | |
[pagina 73]
| |
dering grotendeels plaats voor de psychologische: de hoofdpersonen strijden tegen hun neigingen tot zelfdestructie, zoeken naar een zin voor het bestaan en proberen hun plaats te bepalen in de nieuwe, door de revolutie veranderde sociale structuur. Ondanks zijn grote populariteit (verschillende van zijn boeken zijn verfilmd en vertaald in de belangrijkste West- en Oosteuropese talen) heeft Mahfoez nooit van het schrijven kunnen leven. Hij heeft zijn schrijversloopbaan altijd met verschillende ambtenaarsfuncties moeten combineren (de lage en middenklasse-ambtenaar treedt ook vaak op als personage in Mahfoez' romans en verhalen). De laatste jaren heeft hij zich ook toegelegd op het schrijven van filmscenario's. Men kan zeggen dat het werk van Mahfoez de weg heeft geëffend voor vele jongere Egyptische schrijvers. Joesoef Idries (geb. 1927), arts en politiek activist, volgde het pad van het sociaal realisme, maar ging later over op een meer psychologische invalshoek. Het realisme van Idries gaat verder dan dat van Mahfoez; zo maakt hij in de dialogen gebruik van de Egyptische volkstaal (het feit dat de Arabische schrijftaal sterk verschilt van de gesproken taal heeft ook zijn weerslag op de omvang van het lezerspubliek)Ga naar voetnoot*, iets wat Mahfoez altijd vermeed. De schrijvers die in de jaren zestig begonnen te publiceren, werden met geheel nieuwe omstandigheden geconfronteerd. De repressie en corruptie onder het bewind van Nasser frustreerde vele auteurs en hun onvrede werd nog versterkt door de traumatische nederlaag van het Egyptische leger in de oorlog tegen Israel in juni 1967. Verschillende schrijvers hebben wegens hun linkse politieke activiteiten enige tijd in de gevangenis moeten doorbrengen. Bovendien werden de publicatiemogelijkheden beperkt door een strenge censuur, die ook tijdens het regime van Sadat bleef bestaan. Het aantal auteurs dat met schrijven de kost kon verdienen bleef gering. | |
[pagina 74]
| |
De stormachtige politieke ontwikkelingen in Egypte drukten hun stempel op de literatuur van de jaren zestig en zeventig: men probeerde uitdrukking te geven aan de breuk met de culturele traditie en het failliet van de nieuwe regimes. Mede om de censuur te ontduiken zocht men naar nieuwe middelen. Zo maakt Gamaal al-Ghitani (geb. 1945), die als een van de belangrijkste nieuwe Egyptische auteurs wordt beschouwd, vaak gebruik van teksten van Egyptische geschiedschrijvers, waarin men vingerwijzingen naar de moderne politieke situatie kan ontdekken. De geschriften van Madjied Toobja (geb. 1939) weerspiegelen een wereld waarin droom en werkelijkheid in elkaar overlopen, vol vervreemding en ironie. Naast de twee laatstgenoemde auteurs hebben ook andere schrijvers in de jaren zestig hun naam gevestigd. Nagieb Mahfoez zal waarschijnlijk de literatuurgeschiedenis ingaan als degene die de moderne Arabische literatuur een belangrijke nieuwe impuls heeft gegeven. Er verschijnen steeds meer vertalingen van zijn boeken en studies over zijn gehele oeuvre. De kleurige omslagen van zijn boeken, waarop vaak door het noodlot gekwelde personen staan afgebeeld, zullen de boekwinkels in alle Arabische landen waarschijnlijk nog lange tijd blijven verlevendigen. Zo groot is de bewondering voor hem, dat de gierigste schrijver van Egypte, de nestor van de Egyptische literatuur Tawfiek al-Hakiem, hem ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag een kleine zilveren asbak schonk, hoewel hij zich die gulheid, naar hij zei, eigenlijk niet kon veroorloven. (Over Nagieb Mahfoez: S. Somekh: The Changing Rhythm, Leiden 1973.) |
|