De Tweede Ronde. Jaargang 4
(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Tien gedichtenGa naar voetnoot*
| |
[pagina 54]
| |
De omgekeerde NebukadnezarDe onverschilligheid die hij eens had geducht,
de natuur die zelfzuchtig was, onaangedaan,
een schijngestalte van 't Almachtig Opperwezen,
Zijn gelijke in onverzadigbare vraatzucht,
hij raakte er steeds meer in thuis en wist zich stilaan
van al de halfzachte sentimenten genezen.
Van de honden leerde hij blaffen naar al wat
ongevaarlijk was. Het duivels handwerk der slangen
leerde hem het kruipen op het pad van venijn.
Maar zelf heeft hij ook schoolgemaakt met een bloedbad
onder kinderen. En met hun schedels behangen
sliep hij; hun roze vel geplooid tot baldakijn.
En al hoger en hoger klom hij in hun rangen.
Ze dweepten met hem, de jonge en trotse dieren!
Zijn onverbiddelijkheid was voorbeeld voor allen.
Bitter was het op een dag te worden gevangen
en tentoongesteld als een kopschuwe papieren
tijger, één te moedeloos zelfs voor schijnaanvallen.
| |
[pagina 55]
| |
Het harmagédonZe doven reeds de lichten van 't kadaverbal.
Een vuilgeel hemeldak dat hermetisch op slot
zit en nog geen bejaarde engel naast uw kussen,
het is al wat u van dit uur bijblijven zal.
Wat had u dan verwacht? Een teerhartige god
die in een klare vioolpartij ondertussen
de ene snik en zucht na de andere slaakt?
- Dat was maar een belofte voor de pruimentijd.
De laatste kruimel van al wat thans moest bestaan
wordt aanstonds alweer door de vuurstorm uitgebraakt.
't Aloude geblaf tegen dood en eeuwigheid
lijkt wel nooit geschreven, is hiermee afgedaan.
| |
QuasimodoHij was onze slaaf en kreeg verdiend heel veel slaag
om zijn toverbochel die monumentaal oprees
links van zijn omploegd, aan alles schuldig gelaat.
Een pop leek hij dansend aan onzichtbare touwen,
op welke dolzinnige melodie bleef vaag.
Maar meer nog dan hierom was hij slaaf om zijn vrees
die hem aan ons uitleverde met de regelmaat
van zijn verschijning. En met hem in onze klauwen
werden wij koele geleerden dan wel despoten.
We hebben hem nog met zijn konijn laten trouwen
om dan zijn trouw met konijnebraad te belonen.
Maar leuk was toen al anders en als echtgenoten
gingen wij dra verder om slechts dat te berouwen.
Tot we dus zelf een bochel gingen vertonen.
| |
[pagina 56]
| |
Een hermetisch geheugen. Een necropool.Hier in deze immense steengeworden nacht;
in deze stad waar zelfs geen kelders, geen riolen
zijn te vinden, geen gat ongevuld is gebleven,
niets niet in stof gesmoord, is zij ondergebracht.
En ongenaakbaar in zijn eigen steen verscholen,
ligt de Moloch, van eigen duisternis vergeven,
volkomen ontvleesd en koestert zijn stenen almacht
en heeft haar voor mij immer onvindbaar bevolen.
Toch, Moloch, eenmaal zal 'k een schop in uw lijf steken,
uw dichtgemetselde aderen openbreken,
gat na gat, tunnel na tunnel slaan in uw steen en...
O ik zie haar daar al naderen, zonbeschenen,
over de straten van de opengebroken stad.
Niets houdt dat tegen, te zeer heb ik haar liefgehad.
| |
Als een lam't Was groots, feeëriek en zonder wanklank begonnen,
als een balzaal vol van glans van verlichte dingen
en gratie van vrouwen die hem op de arm namen.
't Was onafwendbaar dat elke berg werd beklommen.
Hij zag er zulke schoonheid dat hij wel moest zingen!
't Leven was vol geduld; een en al ja en amen.
En de tijd was niets. Hij was nog zonder geheugen.
Niets werd herdacht dat uit de veelheid weggenomen
werd. Dat wat brak was altijd nog inwisselbaar.
Een bonte groothandel in verrukking en leugen!
Maar uitgeleefd zal dit alles eens terugkomen
in het geheugen als koeien op het abattoir.
| |
[pagina 57]
| |
Mea maxima culpaHij bleek wel degelijk straffeloos aangestaard
te kunnen worden. Niets aan hem was meer fataal.
Hij was niet eens van massief goud zoals beweerd.
't Volk schuifelt vaderloos voorbij. Een bedevaart
had het hen eerst nog geleken. En nog eenmaal
wilde men zingen alsof men niets had geleerd:
Andreas! Andreas! O Vorst die duizend zonnen,
immer rijzend, immer stralend, over ons bracht!
't Kwam er niet van. De geschiedenis had z'n asla
tot op de bodem leeggestort. Niets was gewonnen
dan ontluistering. Usurpator ducht zijn macht
niet, die is voorbij, maar zijn oprecht Mea Culpa!
| |
Duif in een verrekt klein kooitjeAi en dan te bedenken dat er duiven zijn
die weten dat er negers in Afrika wonen
die in de regen dansen en daarom nooit kaal
worden en een doorgeroeste telegraafpaal
vereren en op verzoek hun achterwerk tonen
en van de stoïcijns langsdenderende trein
eens de vogelgod (het is gewis een duif) verwachten
die nu nog ergens in de onderwereld zucht.
O er is daar een hele stam met haar gedachten
bij jou, o duif! En dit is meer dan een gerucht:
Dat je kwelgeesten duizend helse doden wachten.
| |
[pagina 58]
| |
MuerteDe parken hier zijn wonderschoon en wonderstil.
Men komt er goddank geen zingende sukkels tegen
maar prachtig vleesloos gedierte in drakebomen,
engelachtige skeletten bij een bloedfontein.
Werkelijk niet veel dat met iets van levenswil
hier ronddraaft. Alleen de Dood schoffelt wat verlegen
in de schedelperken. De rest staat te bekomen
van 't volle leven en terdege dood te zijn.
- O te luchten in de daverende stilte, 't zwijgen
van jewelste, bevrijd van zeurderige, picnick-
manden slepende zaligen! - Mondje ferm toe
is 't motto. Schouderklopjes zal men er niet krijgen
noch de genade deelachtig worden en bloemschik-
ken lere men elders. Hier is men dood en hoe!
| |
Het einde der tijden't Siste, als gooide iemand water op een vuur.
Toen was 't hemels vreugdevuurwerk voorgoed geblust,
en ieder uurwerk was niet meer dan een graftombe
waarin de laatste tik omarmd in 't laatste uur
van de laatste dag onhoorbaar werd doodgekust
en tuimelde in een massagraf van seconden.
Als laatste aan de randen van de tijd gedrongen
zag 'k planeten gevangen in een vreemd nieuw licht,
ja hele sterrenstelsels aan mij voorbij drijven
en dacht, dacht aan de God die dit had aangericht,
dat Hij wel een God moest zijn. En voor het laatst sprongen
tranen in mijn ogen. Zag maar kan niet beschrijven
't verdronken kind met het goddelijk aangezicht.
|
|