De Tweede Ronde. Jaargang 4(1983)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Twee gedichten Judith Elfferich Ze hief het hoofd over de huizen en legde haar armen rond de stad. Boven de havens hing stilte in grijzen te wachten op het vallen, ontveinzend het naderend vallen van nacht. Zonder ophef verdampte de dag. Een reiziger die zich bedacht en afzag van reizen, legde zich tussen haar haren te slapen, werd een plek, en liet zich lezen. Het golven van golven viel stil. Van ver kwam gonggelui dat zei: iemand ging scheep in een andere tijd, een andere zee op dan deze. Verzonken stad Het ging in westelijke richting. Een lichtstad kwam langszij. Een eindweegs dreef de horizon gehuifd, gehavend voorbij. Maakten we toen slagzij? Stortten we ons als matrozen in het zeevreemd neonlicht? Of waren we zelf de lichtbron en was de mist te dicht? De luchtspiegel die ons tartte. De zee omlaagzigzaggend, dronken. Een oorlog die bodemloos droogviel. Een stad in gedachten verzonken. Vorige Volgende