De Tweede Ronde. Jaargang 3(1982)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Nederlandse poëzie [pagina 25] [p. 25] Twee gedichten Erika Dedinszky die zomer in maart bleek 'n vergissing een koolmees kun je moeilijk verwijten dat hij paarse crocussen haat rijgschoenen dat ze knellen piano's dat hun lach te breed is de deurklink dat hij iedereen een hand geeft wijn dat je er dronken van wordt jouw ogen dat ze toen niet zwegen wit hangt in een net van rimpels het stenen masker tegen de bloedende avondhemel en druipt beschaamd na ik hoorde wat niemand zei ik zag iets in vloeibare angst bewegen ik voelde al wat nog niet eens gedacht werd aarde-oude Spanjaarden neuzelen door hun kromhoorns stellen hese onmogelijke vragen het is pijnlijk lopen met zo'n egel in je borst holle kreten hollende voetstappen ping-pongen van muur tot muur dan heft een pick-up arm zichzelf moe op en zwenkt weg een dorp glijdt onder het nachtdons en sluit zijn lampen verdwaalde woorden klampen een late zin aan die hier ook vreemd is op negen hoog trekt een vrouwenhand 't zilveren raam van deze dag dicht radeloos naakt nadert zichzelf in de voetlange voorjaarsspiegel: van een ander soort toekomst kan ik me niets meer herinneren [pagina 26] [p. 26] boogschutters een hand gleed voorzichtig onder de snaren het gladde houten lichaam huiverde huid ontstond adem woei welluidend door de klankkast de nerven vulden zich met bloed een krul werd wenkbrauw de sierlijke kromhals een hals met bange blauwe aderen onder de hand vormden zich schuw twee borsten rijzend en dalend op de maat van een hart dat de vonkende vingers van stroom voorzag en de halve appel van een buik bolde de tovenaar smekend toe boven wat kroesgras dat de warme weg wees naar Euridice de hand schrok eigenlijk had hij nu ook wel genoeg gezien en gehoord en kroop ijlings onder de snaren uit aarzelde kwam terug op z'n schreden legde gauw de hoorn op de haak en slingerde tevreden huiswaarts de witte striemen bleven nog een tijdlang zichtbaar op de handrug maar trokken snel weg onder de zachte zalf van het vertrouwde een echt lichaam van vlees en vreugde walste door het huis en vulde het tot aan de nok dekte de tafel met brood en bloemen bladerde dagelijks in de wolkenkrant en schroeide elke angst weg met de lange vlam van haar schoot-donkere oogopslag de andere hand die van vroeger zag ik nu weer de boog ontspannen en de pijl loshaken reeds trilde het paardenlijf van ongeduld het ging nooit om doden 't halfwezen wou slechts de blik van het verraste wild zien de tranen van deemoediging en weerloze liefde het andere lichaam herinnerde zich met een schok de zelfgekozen afkomst en stolde opnieuw, gehoorzaam, tot instrument door regen hagel rukwinden scherpe vogel-klauwen betokkeld gonst het zichzelf nu voor de zoveelste maal toe: niet de duur van het lied - - alleen de melodie telt! Vorige Volgende