De Tweede Ronde. Jaargang 3(1982)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] Vier gedichten Charles B. Timmer Odessa Een stad uit zeeschuim opgeheven als een oud speelgoed dat vergeten een hulpeloos leven voort moet leven door heldenkracht op een plateau gezet, stad die zich voegend naar een aardse wet, een zwevend nest van rozeblad en lompen, uit ingewand van holle catacomben het leven voortbrengt en de vreugde teelt, waar ieder kind met de acacia speelt, een stad niet bang dat zij eens zal verleppen: aan d'ene kant onmetelijk - de steppe, aan d'andere kant de moederschoot - de zee. (1933) [pagina 66] [p. 66] * Droomkolibri, kostbare vlok van kleuren, rijpgeworden vreugde aan mijn schouder, verlaat mij niet! - Ik vrees het langzaam ouder worden en het lange treuren... Was niet het zwijgen tussen ons vertrouwder dan dit gesprek dat klinkt als scheuren van wat met jou, met mij straks gaat gebeuren, als het lente wordt en onheilspellend kouder, als het zomer wordt en het wellicht gaat sneeuwen in vlokken van ontstellende gestrengheid over het wit geklede afscheid onzer ogen... Jij was mijn kleur: mijn vreugde of ontstemdheid - waar zal ik zijn onder het kleed der eeuwen, als jij, mijn kolibri, bent heengevlogen? (1948) Niet alles kan, maar alles moet God is - als ik Hem zo mag noemen - schenker en bedelaar ineen. Een zegenaar en een verdoemen: Manna voor mij en molensteen. Hoe lang duurt het te leren lopen en waar voert al dat lopen heen? Winkelen is het, pingelen, kopen: Manna voor mij - of molensteen. Wij komen thuis. Bij het uitpakken blijkt dof wat eerst zo stralend scheen. Ik voel het: al wat stijgt moet zakken - wat manna was wordt molensteen. (1982) [pagina 67] [p. 67] Afscheid Ik ben geen zon - vergis je daarom niet, eerder een kaars, gemakkelijk uit te blazen. Mijn licht straalt als een baak in een gebied dat inligt tussen twijfel en extase. Een olifant, een wolf kent geen verbazing in deze wereld, aan elkaar gelijmd door een soldeer van rede en verdwazing, door wetten even streng als ongerijmd. Geen aureool, maar twee doorboorde handen was wat de mens zijn God te geven had - Wacht even nog: straks slaak ik alle banden als een magnolia die bloedend openspat, bloeiende dood, waar ik zelf van versteld sta, ik, voor geen boze geest of godheid bang. Ik dank hen buigend - dat ik hier vermeld sta als klank, als naam, als woord, als zwanezang. (1982) Vorige Volgende