De Tweede Ronde. Jaargang 3(1982)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Twee gedichten Mees Houkind Hij was naar Samaria teruggereisd, het werk volbracht, de medemens geborgen. Hij had zijn hoofd alweer bij andere zorgen, had voor barmhartigheid geen dank geëist. Maar weken later klopte aan zijn poort een zeker man. Genezen van zijn wonden had hij al vragende het huis gevonden, als wedergift bezat hij slechts het woord. De dienstmaagd hield voor hem een drachme klaar. Het kostte moeite om haar uit te leggen dat hij gekomen was om dank te zeggen in vriendschap eerder dan als bedelaar. Mijn meester koos, sprak zij, het zaligst part: te geven zonder daarbij om te kijken, dat is de trotse aalmoes van de rijken, ze hebben geen belangen bij uw hart. Voor hen bent u niet meer dan figurant en waardigheid werd uit uw rol geschreven. Hij heeft de handen trouwens vol met geven, als hem geschonken wordt staat hij onthand. Een zeker man ging af naar Jericho tot tweemaal toe werd hij gebroken. Hij heeft er nooit over gesproken. Een zeker man: hij bleef incognito. [pagina 53] [p. 53] De wind is niet meer wat hij was: mijn broer die aan de vensters rukte, laat mij erin of kom naar buiten, ik heb je nodig bij mijn wilde spel. De storm staat nu gespannen om mijn huis. Niet langer meer verwant aan mij, een vreemde houdt hij me slapeloos beangst voor al die lege uren van de nacht. Mijn broer is niet meer wat hij was: de wind die door mijn leven ruiste, getuimeld kwam door hoge ramen en de gordijnen bol deed staan. Hij zit hier naast me bij het raam, zijn haren grijzer dan de mijne. Het wordt nu onmiskenbaar herfst, zegt hij. Komaan, we lopen nog een straatje om. Vorige Volgende