Auden in MilwaukeeGa naar voetnoot*
Stephen Spender
(Vertaling Peter Verstegen)
Met Auden gegeten. Hij was net terug van drie dagen
Milwaukee, hij had voor studenten gesproken.
‘Ze vonden het prachtig. Ik had ze in trance.’ Zijn gezicht
Verlichtte het tafereel. Ik kreeg daar de foto te zien, hij
In vagebondplunje gepropt, op trijpen pantoffels,
Zijn gezicht alleen levend alleen boven hen.
Blijkbaar heeft hij zichzelf dat vertrek in weten te krijgen
Als object, als een prijs, een geschenk dat weet wat het waard is,
En dat voor hen zijn waarde afmat op een weegschaal,
Woorden die woorden wogen, verdiept in zijn eigen stem.
Hij weet dat zij jong zijn en, meer nog, dat hij oud is.
Hij deelt, als een grap, in de afstand die hen scheidt.
Daarom houden ze van hem. Omdat ze voelen dat hij
Aan niemand toebehoort en toch alles geeft.
Ze zien hem als object, artefact, een gezicht
Dat tijd met al die groeven kriskras doorkerfd heeft,
Dat ondoorschijnend is, maar wel een kern heeft die brandt,
Met albastachtig licht door barnsteen.
Met al hun ogen en oren omgeven ze hem,
En kennen een tederheid gehouwen uit steen.
|
-
voetnoot*
-
Bovenstaand gedicht, Spenders bijdrage aan W.H. Auden, a Tribute, New York, 1975, gaat terug op ‘een notitie uit mijn dagboek, geschreven op mijn eenenzestigste verjaardag, 28 februari 1970, na in New York met Auden te hebben gegeten.’ Het is, hoe toepasselijk, een zeer Audenesk gedicht.
|