realisten opgenomen in hun Pantheon. In Anthologie de l'humour noir schrijft André Breton: ‘Al wie nog een sprankje opstandigheid in zich voelt zal in Lewis Carroll zijn eerste leermeester in het spijbelen erkennen.’ Dit is een misvatting omtrent Carroll, zij het een intelligentere dan die van de drugs-voorvechters uit de jaren zestig, die in ernst geloofden dat Alice eigenlijk over psychedelische hallucinaties ging. Carroll is nu eenmaal geen rebel, geen vrijheidstrijder en geen pleitbezorger van alternatieve bewustzijnsvormen. Hij schrijft over dromen, maar suggereert daarbij niet dat dromen de voorkeur verdient boven, of zelfs maar een aangenaam alternatief is voor, waken.
Het eeuwig fascinerende aan de Alice-boeken is hun vermogen een ogenschijnlijk moeiteloos contact te onderhouden tussen de volwassene en het kind, tussen waken en dromen; de wetten van ruimte en tijd, en de conventies van de taal worden erin op hun kop gezet. Maar die onderstebovenkering wordt steeds gezien als een puzzel, iets om zo mogelijk te verklaren, en je tenslotte overheen te zetten. Carroll was een maker van doolhoven en raadsels; zijn doel was de lezer te epateren, en niet hem te verlossen van de rede, die steeds hoog wordt gehouden en verdedigd door Alice. Zij is precies zo verstandelijk als om het even welke heldin van Jane Austen; ze mag dan soms paf staan, ze verzet zich voortdurend tegen irrationaliteit.
De ‘Snark’ en de ‘Jabberwock’ zijn de indrukwekkendste monsters die de Victoriaanse slaap van de rede heeft gebaard; ze houden de verbeelding uiteindelijk toch vaster in hun greep dan Lears ‘Quangle Wangle’, ‘The Pobble who has no toes'en ‘The Dong with a luminous nose’. En het is dan ook niet verrassend dat Jabberwocky, een grandioos voorbeeld van hoe een taal kan spelen, vele vertalers heeft geprikkeld en uitgedaagd. Je zou zelfs kunnen beweren - al zal ik dat niet doen - dat een vertaling van Jabberwocky al gauw een intrinsieke waarde zal bezitten die niet veel andere vertalingen ermee gemeen hebben: de vertaler is gedwongen een creatieve bijdrage aan zijn taal te leveren; hij moet de taal bevrijden en laten spelen. Daarom is het verheugend dat er een nieuwe Nederlandse vertaling is gemaakt.
Ik heb mezelf geen ruimte gelaten om erop in te gaan en dat hoeft ook niet, want eigenlijk is commentaar overbodig: de lezer oordele zelf in hoeverre ‘Krakelwok’ aan zijn onzin meer dan zomaar zin weet te geven.