- in stanza IV.
De stanza's V tot en met VII gaan over het leer-, maar vooral ook over het aftakelingsproces. Er is nog een aantekening van Yeats bewaard gebleven, die aan het gedicht voorafgaat: ‘onderwerp voor gedicht - schoolkinderen en de gedachte dat geen enkel mogelijk leven hun eigen dromen in vervulling kan doen gaan, of zelfs niet de hoop van hun onderwijzer. Er de oude gedachte in brengen, dat het leven voorbereidt op wat nooit gebeurt.’
Nog een paar citaten van literaire essayisten over dit gedicht. Cleanth Brooks, in The Well Wrought Urn (1947): ‘...de rijpe man staat tegenover het kind en mediteert over wat er gewonnen is en wat er verloren is gegaan bij het proces van het opgroeien.’
John Wain, in Interpretations (1955): ‘Het voornaamste onderwerp van het gedicht is de relatie of de onderlinge penetratie van stof en geest.’ Wain ziet als het secundaire thema, dat als een sterke onderstroom aanwezig is, het begrip ‘werk’ (labour), dat expliciet opduikt in het laatste couplet.
Frank Kermode tenslotte, in The Romantic Image (1957): ‘Het gedicht is de meest volledige uitdrukking van Yeats' rijpe houding ten opzichte van de hele kwestie van de kunst in het leven, en het is typerend dat de elementen van het gedicht vele jaren lang in zijn geest aanwezig zijn geweest, leidend tot wat hij de tragedie in zijn leven zou hebben genoemd, maar ook tot deze, de grootste van zijn overwinningen op het uitwendige lot.’
Opgemerkt is ook, dat het gedicht duidelijk uiteenvalt in twee delen. John Wain vindt dat de laatste vier stanza's alle wezenlijke elementen van het geheel bevatten. Als ze apart gedrukt zouden worden, zouden ze zijns inziens ‘een geconcentreerd intellectueel gedicht’ vormen, weliswaar buitengewoon moeilijk, maar toch ‘volmaakt samenhangend’.
Verhoeff ziet juist de eerste vier stanza's als een compleet gedicht, met de rest heeft hij kennelijk niet zoveel op.
Ook voor mij vormen de eerste vier coupletten één geheel. De volgende drie zie ik als een filosofische uiteenzetting die op zichzelf te verward en te tegenstrijdig is om ons te overtuigen, maar die gerechtvaardigd wordt door de magnifieke slotstanza, met zijn verheerlijking van ‘het werk’ én het natuurlijke, anti-abstracte leven.