De Tweede Ronde. Jaargang 1(1980)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Gedichten Federico García Lorca (vertaling Dolf Verspoor) De gil De ellips van een gil gaat van bergwand tot bergwand. Uit de olijvenwei wordt hij tot regenboog zwart op het nachtblauw. Ay! Als een vioolstreek liet de gil de lange snaren trillen van de wind. Ay! (Die in de holen wonen komen met walmende lampen) * Uit een volgend jaar bij Meulenhoff te verschijnen bloemlezing van Lorca's poëzie in vertalingen van Dolf Verspoor. [pagina 123] [p. 123] Sevilla Sevilla dat is een toren van scherpe boogschutters vol. Sevilla om te kerven Córdoba om te sterven Een stad op de loer naar lange soepele ritmen om in elkaar te krullen tot labyrinthen: laaiende wijnranken. Sevilla om te kerven! Uit de hemelboog vurig over zijn laagland schiet gedurig de pijl van zijn rivier. Córdoba om te sterven! En waanzinnig van einders mengt het onder zijn dranken van Don Juan het wrange en Dionysus' voleinding. Sevilla om te kerven! Leve Sevilla om te kerven! [pagina 124] [p. 124] Lied van de kleine dood Dodelijke weide van manen en bloed onder de aarde. Weideland van oud bloed. Schijnsel uit gister en morgen. Dodelijke hemel van gras. Schijnsel en nacht uit zand. Ik kwam de dood er tegen. Dodelijke weide uit aarde. Het was een kleine dood. De hond op het terras. Enkel mijn linkerhand doorkruiste eindeloze bergen van dorre bloei. Sintelen kathedraal. Schijnsel en nacht uit zand. Een kleine kleine dood. Een dood en ik een mens. Een mens alleen en daar een kleine kleine dood. [pagina 125] [p. 125] Dodelijke weide uit manen. Sneeuw huivert er en kreunt buiten achter de deur. Een mens? En dan? Zo blijft het: een mens alleen, en daar: wei, schijnsel, liefde en zand. Cordobaanse wijk Ze schermen zich in huis tegen de sterren af. De nacht zakt in elkaar. Binnen: een meisje dood met een scharlaken roos verborgen in het haar. Door traliewerk beklagen zes nachtegalen haar. De mensen steunen rond met wijdopen gitaren. [pagina 126] [p. 126] Qasida van de liggende vrouw Je naakt zien is weer denken aan de aarde. De aarde glad, van zijn paarden ontdaan. Zonder een oeverriet, gave gestalte, dicht voor het komende: zilver de grens. Je naakt zien is de siddering begrijpen van regen zoekend naar een tere loot, de koorts der zee met het eindeloos voorhoofd die nooit de glans zal vinden van zijn wang. Het bloed zal daveren door de alkoven, stormenderhand met fel fonkelend zwaard - maar waar een hart van padde ligt verscholen of het viooltje, zul je nooit verstaan. Je buik is één verwoed gevecht van wortels, je lippen onomlijnde dageraad. Onder de lauwe rozen van je slaapstee wachten de doden kreunend op hun beurt. Vorige Volgende