De Tweede Ronde. Jaargang 1(1980)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Ode op een Griekse urn John Keats (vertaling Wiebe Hogendoorn) Bruid van de rust, jij bent nog ongerept, Pleegkind van stilte en van trage tijd, Bos-chroniqueuse, die legenden schept En bloemrijker dan onze strofen zijt: Welk bladomzoomd verhaal waart om jouw leest Van mens of god, of god én sterveling, In Tempe of Arcadië's heuvelland? Wie zijn zij? Welke meisjes zijn bevreesd? Welke bezeten jacht en worsteling? Rietfluit en rinkelbom? Vervoeringsbrand? Zoet is muziek, zoeter een melodie Die men niet hoort; speel dus, jij zachte fluit, Niet voor 't zintuiglijk oor, maar wijsjes die De geest vertederen zonder geluid. Jij knaap onder de bomen kunt je lied Niet staken, dat geboomte wordt nooit kaal; Stout Minnaar, nimmer is een kus je loon, Hoe dicht je haar benadert - maar treur niet: Zij kan niet welken, schoon jij 't doel niet haalt, Jij blijft verliefd, en zij voor immer schoon! [pagina 140] [p. 140] O blijde blijde takken! die steeds bloeit, Die nooit het afscheid van de lente ziet; En blijde muzikant, die onvermoeid Voor immer fluit het immer nieuwe lied; Blijder verliefdheid! blijder, meer dan blij! Voor immer warm en nimmer toch verzaad, Voor immer smachtend en voor immer jong; De ademende hartstocht ver voorbij, Die het hart zat en droevig achterlaat, Het voorhoofd brandend en verschroeid de tong. Wie zijn die ommegang van offeraars? Mysterieuse priester, naar welk groen Altaar leid jij die luid loeiende vaars, Haar zijden flank getooid met een festoen? Welk stadje aan de zee of de rivier, Of welk bergdorpje met zijn vredig fort Verlaat dit volk, deez' vrome morgentijd? En zwijgend stadje, in jouw straten wordt Het stil, voorgoed; geen sterveling keert weer En meldt de reden van je eenzaamheid. Attisch maaksel! Schone statuur! Met rand Van marmeren mannen en meisjes bedekt, Met boomtakken en de vertrapte plant; Jij stille vorm, die ons aan 't brein onttrekt, Net als de eeuwigheid: Koud Herdersdicht! Als dit geslacht oud en verteerd zijn zal, Blijf jij, door telkens ander leed ontmoet, Bestaan, vriend voor de mens, tot wie je zegt: ‘Schoonheid is waarheid, waarheid schoonheid’, - al Wat je op aarde weet en weten moet. Vorige Volgende