Turias ende Floreta
(1904)–Anoniem Turias ende Floreta– Auteursrecht onbekendHoe Turias quam bi sinen sweer den coninck Ados, ende by sijn wijf Floreta, ende hoe si tsamen reysden om sinen vader bistant te doen.TUrias aen Corvelin den ionghelinc oorlof ghenomen hebbende, heeft so langhe met neersticheden gereyst dat hi comen is in die stadt van Sesena, daer coninc Ados en Floreta waren, want haer vader hadse daer bracht om dat si met haer moeder daer vrolijc sijn soude. Die welcke als si vernamen dat Turias quam, sijn hem te gemoet ghereden, hem eerlijcken met groote blijschap ontfaende, tsamen rijdende in des conincx palleys, daer Turias ontwapent wert, daer nae is hi tot Floreta in een camer gegaen die hem seer minlijc | |
[pagina 61]
| |
met grooter blijschap ontfinc. Ende als si een lange wijle met malcanderen haerder herten genoechte bedreven hadden, is Turias tot sinen sweer den coninc Ados gegaen tot hem seggende. Heere belieft u dat wy spreken aengaende der oorlogen mijns vaders sonder langer vertreck, want dat langhe toeven is dicwijls seer schadelijc. Sone antwoorde die coninc, mijn volc sal terstont hier sijn, wilt God, in sulcker manieren met u reysende datmen sien sal dat ghi aen eens conincx dochter gehoulijct zijt. Ende die wijle dat tvolc quam dede hy schepen ree maken so veel als hi behoefde, daer in doende een deel van coninc Ados schat, om doorloge mede te onderhouden, met hen leydende .iij .M. mans van wapenen, vanden besten die int lant waren, dye alle betaelt waren voor een half iaer, Turias sorgendeGa naar voetnoot1) dat doorloge lange dueren soude, leyde Floreta zijn wijf met hem. Als alle tvolc comen was, zijn si alle tschepe gegaen, met voorspoede over die zee zeylende, so dat si binnen .x. dagen quamen voor die goede stadt Percia daer die coninc Canamor binnen was, die welcke als hi vernam dat die coninc Ados ende zijn sone Turias voor de stadt waren, was inde stadt seer grote blijscap. Canamor die coninc met sijn edelen haelden coninc Ados ende Turias met haren gheselschap seer eerlijcken in dye stadt daer henlieden veel eeren bewesen wert. |
|