Turias ende Floreta
(1904)–Anoniem Turias ende Floreta– Auteursrecht onbekendHoe die hertoghe Marron met veel volcx den coninck Canamor te hulpen quam, ende dye twee coninghen verwonnen worden.BInnen desen middelen tijde quam die hertoge Marron met seshondert mans van wapenen te hulpen den coninc Canamor, sinen sone Turias, ende den coninck Ados sinen maech, dye den selven hertoghe seer eerlijcken ontfinghen, | |
[pagina 62]
| |
om sinen wille vijfthien daghen rustende, want die peerden die met hem quamen seer moede waren. Als dye coninghen Canamor ende Ados saghen dat volck ghenoech gherustGa naar voetnoot1) was reysden si teghen dye coninghen haer vyanden diese quamen besoeckenGa naar voetnoot2), goede hoede stellende in die stadt, ende schepen die op dwater neven die stadt laghen. Daer nae reysden si met groote blijschap van daer. Die coninc Canamor met drie duysent mans van wapenen. Die coninc Ados met drie duysent. Die hertoghe Marron met seshondert. Turias met vier hondert, dat waren al tsamen seven duysent mans van wapenen die seer wel opgesetenGa naar voetnoot3) waren. Daer en boven leyden si met henlieden .xv. M. voetknechten alle seer wel toegetuycht na goede ordinantie van oorloghen. Turias was in die avantguaerde, coninc Ados ter rechter siden. Die hertoghe Marron ter slincker siden. Die coninc Canamor in die riergardeGa naar voetnoot4). Die victalie, bagaetgien, tenten, pauwelioenenGa naar voetnoot5), ende alle dander reetschap die ter oorlogen noottelijc was reysde in midden tusscen die voornoemde vier heyren. Ende om haer vianden te vergetenenGa naar voetnoot6) reysden si na de stadt geheeten Licia dat een seer schoon stadt is die den coninc Canamor behoorde, om welcke stadt die quereleGa naar voetnoot7) was, want si tusscen twee conincrijcken stont, so dat si twist hadden wien dye selve stadt toebehoorde, ende stont .xij. mijlen van die stadt Percia daer si wtgereyst waren. Als die coningen Cadol ende Etanos vernamen dat si op wege waren ontboden si den coninc Canamor dat hi henlieden verwachten soude neven die stadt, want si souden binnen vier dagen bi henlieden comen. De coninc Canamor dat horende bleef hy met zijn geselschap rustende. Ten eynde vanden vier dagen geboot die coninc alle sijn volc te wapenen, op dat si bereet | |
[pagina 63]
| |
zijn souden om haer vianden te ontfane ende henlieden terstont strijt te leveren sonder die eenichsins te laten rusten. Dit gebot gedaen sijnde hebben si hen alle tsamen met grote neersticheyt gereet gemaect om haer vianden te bevechten, ende sijn in schoonder ordinantien voort gereyst tot buyten die wijngaerden op een scoon effen velt. Doen quamen die coningen Cadol ende Etanos seer wel toe gereyt in scoonder ordinancien om striden met so groten menichte van volcke te voete ende te paerde, alsoo dat des conincx Canamors volck seer vervaert worden van de groote menichte des volcx. Ende als die twee heyren so by een quamen dat si malcanderen bescheedelijckenGa naar voetnoot1) sien mochten, ende die coninc Etanos dye een seer vroom ridder was, die cleyne menichte sijnder vianden siende, sprac tot sijn heeren seggende. Gene coningen sijn seer qualijc beraden dat si ons met so luttel volcx verwachten, beter waer den coninc Canamor in sijn lant met rusten bleven want hi sal noch seggen, dat hem dye duyvel hier bracht heeft. Doen gheboot hi den rosvolcke tegen henlieden te rijden, om op henlieden te slane. Ende die coninc Etanos om zijn volc moet te gheven, reet seer rasschelijck voor. Dwelc Turias siende sprac tot sinen vader den coninc Canamor ende totten coninc Ados seggende. Laet mi ghenen ridder willecome heeten, want hi acht hem selven seer stout. Mettien reden si seer fellijc tegen malcanderen, ende Turias raecte den coninck Etanos met sulcker cracht op sijn borst dat alle tharnasch faelgeerdeGa naar voetnoot2), des die lance over dander side door ghinc, so dat die coninc van den paerde doot viel, ende die na hem quamen siende haren here opter aerden ligghen, keerden wederom, ende wilden die vlucht ghevenGa naar voetnoot3). Mer die coninc Cadol vertroosteseGa naar voetnoot4), henlieden moet ghevende, so dat si wederom keerden, ende | |
[pagina 64]
| |
beyde die heyren sloeghen op malcanderen, daer Turias metten swaerde sulcken schade onder sijn vianden dede, so dat hem een yegelijc ontsach. Over beyde siden geschiede grote moort, mer coninc Canamors vianden leden die meeste schade. Die coninc Cadol hadde menige wonde die hem coninc Canamor geslagen hadde so dat hi machteloos wert van bloeden, om dwelc hi wt den strijt meende te rijden, mer Turias ontmoete hem die hem eenen so fellen slach opten helm gaf dat hi den helm cloofde ende een groot stuck van sijn hooft sloech, dat hi ter neder vallende sinen geest gaf. Dander volck dat siende gaven terstont die vlucht, loopende ghelijc die hase voor die honden, elck om sijn lijf te salverenGa naar voetnoot1), ende also cesseerde den strijt. |
|