column
Smaak
Jacques de Vroomen
Ze moet ongeveer vier zijn geweest, Judith, mijn jongste dochter. Ik vertelde haar het verhaal van De gelaarsde kat. U herinnert zich het begin. Een oude zieke molenaar die voelde dat zijn dood nabij was, want zo zeggen ze dat in sprookjes, riep zijn drie zonen bij zich om zijn bezittingen onder hen te verdelen. De oudste kreeg de molen, de tweede de ezel en de derde de kat. Op dat moment stopte ik met vertellen en zei: ‘Nou, wij hebben ook drie kinderen. Da's wel een goed idee. Boris (haar oudste broer) krijgt het huis, Maartje de auto en jij de kat.’
Ik verwachtte een boos gezicht, want tegenover huis of auto kom je er met een kat toch wel erg bekaaid vanaf. Maar de reactie was precies omgekeerd. Judith veerde verheugd overeind en haar ogen straalden. ‘Ik krijg Mientje,’ want zo heette onze kat, riep ze op een toon van: ‘de postcodeloterij is op onze straat gevallen.’
De herinnering is me altijd bijgebleven, omdat het zo'n mooie illustratie is van de zuiverheid van jonge kinderen. Mientje was voor Judith heel belangrijk want zacht en lief en altijd knuffelbaar. En daarmee veel waardevoller dan zoiets alledaags als een auto of zo'n stom huis.
Dit nummer van Tsjip/Letteren gaat over smaakontwikkeling. Wat moet je je daarbij voorstellen? Wie bepaalt de smaak of de goede smaak? Als er goede smaak bestaat, bestaat er ook slechte smaak. Daar moet je dus vanaf. Je moet je leren voegen naar. Is dat combineerbaar met echtheid, eerlijkheid en spontaniteit? Ik heb er een hard hoofd in.
Mientje leeft nog steeds. Als Judith nu moet kiezen tussen huis, auto of kat maakt de poes echter geen schijn van kans meer. Niet omdat er iets mis is met Mientje, maar omdat Judith al lang geen vier meer is. Ze heeft nu een volwassen smaak. Alle reden voor tevredenheid.