column
Liefde voor (jongeren)cultuur
Herwig De Weerdt
Jongeren hebben vandaag de dag keuze uit een overvloedig en misschien overdadig aanbod literatuur, theater, film, muziek, musea. Daar waar ik op mijn tiende om te lezen nog moest plukken uit het armtierig volksbibliotheekje van onderpastoor Winckelmans (de goede man leerde me ook schaken en gregoriaanse gezangen), heeft iedere gemeente of elk gehucht nu een cultuurcentrum met bibliotheek en polyvalente zaal voor theater- en filmvoorstellingen, waar ook de boerinnenbond, sorry KVLV, kan koken en de burgemeester zijn jaarlijks bal kan geven.
Daarnaast kan je ongeveer alles over alles van het internet halen, zijn er interessante programma's op televisie (niet langer cultuurvijand nummer 1), zijn we mobiel genoeg om met onze kids eens 't SMAK (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst Gent) of MUHKA (Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen) binnen te wippen - enfin, onze kinderen en jongeren hebben de mogelijkheid te baden in een zee van cultuur. Maar, willen ze het bad dat wij voor hen hebben laten vollopen?
Docenten aan de kunsthogescholen klagen steen en been over het gebrek aan cultuur bij hun studenten. Studenten die dan nota bene nog speciaal gekozen hebben voor een artistieke richting. Vaak verwarren die docenten ‘cultuur’ met een soort encyclopedische kennis. Zoals je in een krantenbijlage cultuurkenner kunt worden in 52 weken. Snuifje architectuur, een schepje avant-garde, een flinke klomp klassiek.
Maar toch, het is schrijnend. Al die bibliotheken, al die goede leraren op onze scholen, al die interessante bijlagen in kranten en weekbladen, al die boeiende documentaires op de buis, en ze weten niet wie Leonardo da Vinci is. Zoudt ge daar niet de muren van oplopen?
Van muren gesproken. Vorig jaar liep ik met mijn zoon van negen door een Frans dorpje in het zuiden. Ik ben geen groot kenner van architectuur en zeker geen kerk- of kathedraalbezoeker. Maar van Romaanse kerkjes hou ik wel, al was het maar om de vaak scabreuze figuren die in ornamenten en basreliëfs deze godentempels opsmukken. Met mijn neus in de lucht was ik op zoek naar historische versiersels, toen mijn zoon plots ‘Shit man!’ riep. ‘Kijk paps, iemand heeft op die muur “FUCK 2PACK” gegrafitiet.’
Even hoorde ik het in Keulen donderen. Het woord ‘fuck’ ken ik als erudiet cultuurmens natuurlijk. ‘Tiet’ ook. Maar van het werkwoord ‘grafitieten’ had ik nog nooit gehoord. En wie of wat ‘2Pack’, was mocht Joost weten. Mijn zoon, toen negen, nu tien, heeft mij die ochtend haarfijn uit de doeken gedaan dat 2Pack een rapgroep was, waar hij vroeger fan van was, vroeger toen hij nog jong was, maar nu luisterde hij meer naar hiphop, want hij wil zich inschrijven voor een breakdancecursus, en dan stopt hij ook met dat belachelijke skeeleren, nee hij gaat skaten nu, da's pas cool, met zo'n plank de trappen op en af en timtimtim en tamtamtam. En graffiti, zomaar van alles op muren spuiten, dat vond hij niet wijs, maar ‘taggen’, dat is beter, een tag dat is persoonlijk, dat is als een ‘tattoe’, maar dan op een muur...
Daar sta je dan als cultuurkenner.