Tsjip/Letteren. Jaargang 11
(2001)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||
Uitglijden en vasthaken in hedendaagse multiculturele jeugdliteratuur
| ||||||||||||||||||
Ontmoeting en uitwisselingIn de jeugdliteratuur van de laatste dertig jaar is de multiculturele thematiek goed vertegenwoordigd. In tegenstelling tot publicaties van vroegere datum die vaak blijk gaven van een openlijk eurocentrische of zelfs racistische basisinstelling, houdt de recente jeugdliteratuur een eenstemmig pleidooi voor verdraagzaamheid en respect ten aanzien van verschillende aspecten van onze multiculturele samenleving. Uiteraard is dit een positieve ontwikkeling die op zich alleen maar kan worden aangemoedigd. Blijkt kinder- en jeugdliteratuur inderdaad te fungeren als een ontmoetingsplaats tussen verschillende culturen? En wat gebeurt als verschillende culturen elkaar in het medium van literatuur ontmoeten? Vindt in deze kinder- en jeugdliteratuur een uitwisseling plaats tussen twee culturen, die twee polen zou veronderstellen die beiden een verandering ondergaan, en wederzijds elementen opnemen van hun tegenpool? Deze vraagstellingen vormen het uitgangspunt van dit artikel. De termen ‘ontmoeting’ en ‘uit- | ||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||
wisseling’ stellen namelijk onvermoed maar terecht hoge eisen aan de kinderen jeugdliteratuur over multiculturaliteit. Uit een analyse van de belangrijkste tendensen en verhaalpatronen zal blijken dat deze eisen in talrijke vertegenwoordigers van het genre niet
worden ingelost. De hedendaagse jeugdliteratuur wordt dan misschien wel gekenmerkt door een expliciet betoog van verdraagzaamheid, fundamentele gelijkheid en respect voor elk anderszijn. Toch zal uit dit artikel en uit de concrete voorbeelden blijken dat dat nog niet voldoende is om wederzijdse ontmoetingen met het cultureel andere te verwezenlijken. | ||||||||||||||||||
Gelijkheid of verschilTwee basishoudingen tegenover ‘het andere’ werken zowel in het maatschappelijk debat als in de jeugdliteratuur over multiculturaliteit sterk door. Ten eerste heeft de ideologiekritiek de jeugdliteratuur vanaf de jaren zeventig sterk veranderd en is haar invloed nog steeds te merken. Zij heeft emancipatie aangemoedigd, engageerde zich tegenover minderheden en onderdrukten, en stelde hierdoor fenomenen zoals eurocentrisme en racisme aan de kaak. De jeugdliteratuur en de jeugdliteraire kritiek die zich aan dit denkkader oriënteren, nemen in het debat over multiculturaliteit in onze samenleving een positie in die pleit voor dialoog, integratie, tolerantie en op een redelijke manier bereikte consensus. De overtuiging dat alle mensen universeel gelijkwaardig zijn en over dezelfde rechten en plichten beschikken, maakt het volgens het gelijkheidsdenken mogelijk om de maatschappij op een rechtvaardige en democratische manier te organiseren. Het behoud van de unieke andersheid van elke cultuur is dan minder cruciaal dan het bereiken van dialoog, van een voor iedereen aanvaardbaar samenleven in respect en verdraagzaamheid. Dat is anders in het verschildenken of alteriteitsdenken dat de tweede houding kenmerkt en dat pleit voor de radicale erkenning van de andersheid van culturele minderheden. Het onvoorwaardelijke respect wordt dan beschouwd als de enige manier om de teloorgang en assimilatie van culturele verschillen in de dominante maatschappelijke cultuurvorm te verhinderen. Uit een analyse van hedendaagse jeugdboeken blijkt dat beide denkkaders een invloed uitoefenen op de | ||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||
manier waarop omgegaan wordt met het cultureel andere in de verhalen. Het gelijkheidsdenken is gericht op verdraagzaamheid, integratie en redelijke consensus, terwijl het verschildenken de radicale erkenning van het cultureel andere als zodanig vooropstelt. Ik zal nu aan de hand van voorbeelden argumenteren dat beide benaderingen een aantal specifieke problemen met zich meebrengen. In een analyse van enkele werken die uitgaan van de idealen van integratie, wordt duidelijk dat nuttigheid vaak de dubieuze weg naar aanvaarding is. Maar ook wanneer de radicale andersheid als zodanig wordt verdedigd, liggen verholen eurocentrisme en racisme dreigend dicht in de buurt. De moeilijkheden en beperkingen van beide denkkaders kunnen er verantwoordelijk voor worden gesteld dat het waardevolle en onvervangbare van wat er in een ontmoeting tussen twee culturen ‘gebeurt’, geblokkeerd wordt en niet tot uiting komt. | ||||||||||||||||||
Beledigend argumentIn het gelijkheidsdenken wordt verdraagzaamheid in het algemeen behandeld als iets wat je moet verdienen. Deze voorwaardelijkheid komt in de jeugdliteratuur op twee manieren tot uitdrukking: de voorwaarde van integratie en de voorwaarde van nut voor de gemeenschap. Integratie, een kernwoord in het betoog over verdraagzaamheid, blijkt in jeugdverhalen vaak de ontbrekende schakel, de verzwegen voorwaarde tussen andersheid en aanvaarding. De rentabiliteit of het nut dat de vertegenwoordiger van een andere cultuur voor de gemeenschap blijkt te hebben, is een tweede - en niet in het minst beledigend - argument voor de aanvaarding van de vertegenwoordiger van een andere cultuur.Ga naar eind2 Verrassend vaak en zonder meer gekopieerd en geslikt door de literaire kritiek vormt het nuttigheidsargument de beslissende factor in jeugdboeken over anderszijn. Het handelingsschema loopt ongeveer als volgt: een vertegenwoordiger van een minderheidscultuur wordt gediscrimineerd omwille van zijn anderszijn; hij toont zijn nut voor de dominante cultuur, bijvoorbeeld door een heldendaad, door een misdaad op te lossen of door de winning goal van de beslissende match van het schoolteam te maken; hij wordt vanaf nu getolereerd en kortstondig zelfs gevierd door de dominante cultuur. Werken als Rob Baetens' Erkan en Ludo Enckels' De nieuwe speler zijn schrijnend in hun voorspelbaarheid: kritiekloos kopiëren zij de verdraagzaamheid na bewijs van nuttigheid als model voor een multiculturele samenleving. De mededeling in De nieuwe speler dat Jan zijn racistische overtuigingen in vraag gaat stellen, wanneer hij het grote voetbaltalent van de Koerd Brahim leert kennen, doet angstige vragen rijzen over het respect dat Jan voor de persoonlijkheid van Brahim heeft - los van zijn voetbaltalent dat het team van pas komt - én over Jans oorspronkelijke beeldvorming over niet-westerse culturen. | ||||||||||||||||||
Langs elkaar heen levenIn extreme gevallen kan misbruik van de terminologie rond verdraagzaamheid het pleidooi voor een multiculturele samenleving in zijn tegendeel doen omslaan. Multicultureel samenleven in verdraagzaamheid wordt dan beperkt tot beveiligd naast elkaar en langs elkaar heen leven. Het samenlevingsmodel dat in de klasgroep in Alles mag op kinderdag van Arend van Dam functioneert, staat voor de integratie van de allochtonen in de Nederlandse cultuur en voor tolerantie van de Nederlanders ten aanzien van een aantal aspecten van de allochtone culturen. Bij de organisatie van een aan de Turkse traditie geïnspireerde kinderdag wordt herhaaldelijk nadruk gelegd op het uitzonderlijke van de situatie. Er is sprake van een dubbele omkering van de norm, die samengevat kan worden als ‘volwassenen zijn de baas en de cultuur op deze school is een Nederlandse cultuur’. Zoals een carnavalsfeest eigenlijk de bedoeling heeft om tijdens een afgebakende periode van grensoverschrijdend gedrag de grenzen tussen geoorloofd en niet geoorloofd, tussen normaliteit en abnormaliteit zichtbaar te maken, bevestigt ook dit feest de huidige machtverhoudingen. De kinderen zelf besluiten zelfs dat ‘één keer per jaar wel genoeg’ is voor een multicultureel kinderfeest! Hiermee doen ze de subversieve kracht van een dag waarop zij de baas zijn teniet, en bovendien beperken ze netjes de Turkse invloed op hun Nederlandse omgeving. Wanneer de vader van één van de meisjes de bevelen van zijn dochter uitvoert, verzucht hij: ‘Zijn wij even blij dat het maar één keer per jaar kinderdag is.’ Hiermee verwijst hij in eerste instantie natuurlijk naar het omgekeerde gezagspatroon van die dag. In de context van het verhaal klinkt echter het multiculturele aspect van het feest onvermijdelijk mee - wellicht buiten de intentie van de auteur om. De voorwaardelijkheid van verdraagzaamheid neemt in Alles mag op kinderdag een extreme vorm aan: er worden grote inspanningen geleverd om de invloed van het vreemde zowel in tijd als in plaats strak te begrenzen. | ||||||||||||||||||
Ander en beter?Ook de tweede houding tegenover anderszijn, het verschil- of alteriteitsdenken, krijgt in bepaalde verhalen discriminerende bijbetekenissen. Opvallend is in jeugdboeken die zich aan dit denkkader oriënteren de ver- | ||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||
dediging van premoderne waarden, zoals de eer van de familie, clan-solidariteit, de betekenis van bloedbanden en ritueeldwang, onvoorwaardelijk respect tegenover ouders en ouderen. Hierdoor worden traditionele rolpatronen en samenlevingsvormen positief geëvalueerd, zonder rekening te houden met het feit dat deze in onze postmoderne samenleving geproblematiseerd werden. De verheerlijking van het cultureel andere kan dus leiden tot mystificatie en exotisme enerzijds en tot reactivering van conservatieve waarden anderzijds. Twee voorbeelden van jeugdboeken waarin een confrontatie tussen leden van een hedendaagse, westerse samenleving en leden van een premoderne, niet-Europese samenleving beschreven wordt, illustreren deze met elkaar verbonden gevaren. De hoofdonderwijzer van een dorp in Burkina Faso voelt zich in Wim Daems' Het koopkind geroepen om de blanke ontwikkelingswerker het systeem waarbij kinderen van jongsaf worden verkocht en voor hun eigenaar moeten werken, eens vanuit een ander, Afrikaans perspectief te tonen. Aan het slot van zijn betoog zegt hij:
‘Daarom is het voor veel mensen vaak nog het beste als ze hun kinderen kunnen verkopen, en wie kinderen koopt doet dus eigenlijk dubbel goed werk, voor de kinderen en voor de ouders.’Ga naar eind3
Omdat ook de elfjarige hoofdpersoon Ebe Anse Bubke, zelf slachtoffer van deze vorm van slavernij, zich enthousiast met de uitleg van de onderwijzer akkoord verklaart, wordt het moeilijk om het standpunt van de auteur te bepalen... Het radicale respect voor de andersheid kan resulteren in een houding van doorgedreven relativisme en bijgevolg onverschilligheid. Elk ethisch oordeel vanuit humanistische principes en elke aanspraak op de universele rechten van de mens worden vanuit de invulling die hier aan het verschildenken wordt gegeven, onmogelijk gemaakt. De uitspraak ‘daar is het nu eenmaal anders’ kan als een vrijbrief voor gelijk welke praktijk fungeren. Wordt het gelijkheidsdenken in bepaalde invullingen sterk door afgrenzing van het eigen en het ander gekenmerkt, zo is er in Wim Daems' Drie enkel naar het paradijs een omgekeerde beweging merkbaar. De strategie die hier in het verschildenken zichtbaar wordt, is niet minder discriminerend en zelfs expliciet racistisch is. De auteur maakt gebruik van een vertoog van andersheid, ongereptheid en oorspronkelijkheid, bijvoorbeeld wanneer hij de liefde van de westerse Katlijn voor Lubo, een jongen van de Tasaday, een archaīsche gemeenschap in het Filippijnse oerwoud, beschrijft: ‘Ze voelde zich als betoverd. [...] Het was zijn wezen zelf dat haar beroerde, zijn verrukkelijke natuurlijkheid.’ Katlijns vader, tevens het spreekbuispersonage van de auteur, orakelt op lerarentoon dat ‘de hersenen van de Tasaday misschien anders (werken) dan de onze. Het viel me vanavond al op hoe ze volledig in het nu leven en [...] dat ze nauwelijks enig besef hebben van tijd.’ Op dit moment vergeet hij dat de andere hersenen van de Tasaday ook een ander besef van tijd tot gevolg zouden kunnen hebben. Verderop gaat hij nog een stapje verder: hij leert ons dat voedselverzamelaars, zoals de Tasaday, ‘geen behoefte [hebben] aan betere hersenen’! Op deze plek schuift het verschildenken pijnlijk uit: er wordt een duidelijk kwalitatief verschil gemaakt tussen de westerse en niet-westerse mentaliteit. Deze enkele citaten kunnen er op wijzen dat exotisme, eurocentrisme en zelfs openlijk racisme soms dichter bij elkaar liggen dan men op het eerste gezicht zou denken. | ||||||||||||||||||
Veranderende ontmoetingenIn plaats van modellen voor een multiculturele samenleving zonder meer over te dragen op een fictieve realiteit in een jeugdboek, zoeken sommige auteurs naar creatieve alternatieven en mogelijke uitwegen. Gerrie Huiberts' De vlucht van de zoldervogels is een voorbeeld van een verhaal dat wijst op de grenzen van het gelijkheidsdenken met het betoog voor integratie en verdraagzaamheid enerzijds én van het verschildenken met de nadruk op respect voor de culturele andersheid anderzijds. Het wordt duidelijk dat de verwachting van integratie en aanpassing een respectloze dwang kan worden, terwijl alleen respect voor de andersheid bij een concreet probleem geen zoden aan de dijk brengt. Moon leeft in een multiculturele wijk waar een politiek correcte omgang en een ruimdenkende instelling heersen tegenover diverse minderheden zoals migranten, illegale vluchtelingen, kinderen uit gemengde huwelijken, lesbiennes, ongehuwde moeders en | ||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||
sekteleden. In de loop van het verhaal wordt echter duidelijk dat de verdraagzaamheid van bijvoorbeeld de huisbazen slechts opgaat zolang de wijkbewoners ‘geen last verkopen’. Wanneer een aantal oude huizen gesloopt moeten worden, raakt een oude joodse dame door een oorlogstrauma in paniek en weigert te verhuizen. De buurt reageert berustend in een machteloosheid die op gemakzucht lijkt: ‘Ach, tegen de grote bonzen kunnen wij niets beginnen.’ Moon is de enige die zelfstandig in actie komt. In een sleutelscène zet ze Günther Eichs oproep tot weerspannigheid en weigering - ‘Man muss Sand sein, nicht Öl im Getriebe der Welt’ (‘Men moet zand zijn, niet olie, in de grote machine die de wereld is’) - resoluut om in een lichamelijke act: ze ketent zich vast aan de hijskraan en saboteert zo tijdelijk de start van de afbraakwerken. | ||||||||||||||||||
Gekend en vreemdDe literaire uitwerking van multiculturaliteit bezit in sommige werken dus wél het potentieel van een ontmoeting tussen het eigen gekende en het andere vreemde, die bijvoorbeeld vorm kan krijgen in een ontmoeting tussen hoofdpersoon en lezer, een ontmoeting met de Marokkaanse hoofdpersoon in Bezoekjaren van Joke van Leeuwen en Malika Blain, of met Hadara in de Israëlische roman Vlieglessen door Nava Semel. Beide kinderen vertellen overtuigend en met een veelheid aan geuren en kleuren over hetgeen hun leef- en belevingswereld is, over wat voor hen het eigen en het gekende is. Dit vertelperspectief brengt het andere dichterbij en wijst zo op de relativiteit van de tegenstelling tussen eigen en anders. De Amerikaanse schrijfster van (voornamelijk) adolescentenromans Cynthia Voigt legt de nadruk op de uniciteit en individualiteit van elke vertegenwoordiger van een bepaalde culturele groep. Hiermee neemt ze kritisch stelling tegenover de identiteitspolitiek van het verschildenken die aanspraak maakt op een collectieve, culturele identiteit. Tegelijkertijd overstijgt ze een pleidooi voor zuivere verdraagzaamheid. Haar personages oefenen in hun botsen en vechten, in hun ruziemaken, praten en liefhebben een veranderende invloed uit op elkaar, veranderen zelf, worden zich meer bewust worden van het andere in zichzelf en herkennen omgekeerd ook sommige aspecten van zichzelf in de ander. Zo laat Wilhemina in Voigts Wilhemina Smiths de invloed van haar Afro-Amerikaanse achtergrond de verworvenheden van haar westerse balletopleiding doorkruisen. Hierbij weigert ze zowel een keuze voor een van beide tradities als een compromis dat de harmonie zou kunnen herstellen. Ze doet geen enkele toegeving aan de conflicten die het voortdurende botsen en wrijven van de twee tegengestelde referentiekaders in haar opvoeding, carrière en wereldbeeld veroorzaken. De adolescenten in deze romans proberen de grenzen tussen het eigen en het ander, het gekende en het vreemde doorlaatbaar te maken, zodat aan weerszijden openheid ontstaat voor een ontmoeting, die niet noodzakelijk symmetrisch moet zijn. De verandering die mogelijk met dit treffen gepaard gaat, wordt beschouwd als een kans en een uitdaging en niet als bedreiging voor verwezenlijkingen van de westerse samenleving of de collectieve authenticiteit van een bepaalde cultuur.
Katrien Vloeberghs studeerde Duitse en Nederlandse literatuur aan de Universiteit van Antwerpen (UFSIA-UIA). Ze werkt als assistente aan de UIA, doceert licentiecursussen jeugdliteratuur en schrijft in het kader van een groter onderzoeksproject over de dislocatie van het kindtopos in de Nederlandstalige en Duitstalige jeugdliteratuur van 1990 tot 1999. | ||||||||||||||||||
Gebruikte literatuur
|
|