Tsjip/Letteren. Jaargang 11
(2001)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Kent u uw minderheden?
| |
Hafid BouazzaLaat ik eerst de schrijver en het boek introduceren. Hafid Bouazza is in 1970 geboren in het Marokkaanse Oujda. Op zevenjarige leeftijd is hij naar Nederland gekomen. Het Nederlands was de eerste taal waarin hij leerde lezen en schrijven. Hij studeerde Arabische taal- en letterkunde. Schrijvers als Nabokov, Cortazar en Borges rekent hij tot zijn voorbeelden. Naast deze auteurs is hij enorm liefhebber van de sprookjes van duizend-en-een-nacht. Deze heeft hij niet - zoals verwacht zou kunnen worden - in de originele Arabische taal leren kennen, maar in de Nederlandse vertaling. Bouzza geeft in een interview met Jan Hendrik Bakker in 1995 te kennen dat sinds zijn puberteit voor hem de religie is vervangen door de literatuur. De meeste verhalen in de debuutbundel De voeten van Abdullah uit 1996 spelen zich af in een niet met naam genoemd Noord-Afrikaans land. In deze verhalen creëert Bouazza een surrealistische en sprookjesachtige sfeer. De waterput van het dorp wordt bezet door geestjes en van de broer die meegevochten heeft in de een of andere Heilige Oorlog komen alleen de voeten die kunnen spreken terug. Naast deze surrealistische verhalen zijn er een tweetal verhalen opgenomen die zich afspelen in Nederland. De problematiek van de gastarbeider wordt hierin centraal gesteld. Het laatste verhaal in de bundel is het sprookje waaruit ik later zal citeren, over een visser die in een vrouw verandert. In 1996 ontving Hafid Bouazza de E. du Perronprijs voor het beste debuut. Tegenwoordig schrijft Bouazza ook stukken voor Vrij Nederland en is hij eindredacteur van Optima. | |
MulticultuurIn het midden van de jaren negentig werd de literaire wereld ineens bewoonbaar voor met name jonge, migrantenauteurs. Enkele voorbeelden zijn Hans Sahars Hoezo bloedmooi uit 1995, het al genoemde De voeten van Abdullah van Hafid Bouazza uit 1996 en Abdelkader Benali's Bruiloft aan zee uit 1996. De receptie van deze debuutwerken door de literaire kritiek betekent een confrontatie tussen mensen met een verschillende culturele achtergrond, een confrontatie die | |
[pagina 42]
| |
zo vaak voorkomt in een multiculturele samenleving als de Nederlandse. Ook in de literaire wereld lijkt dit niet zonder problemen te verlopen. Waaruit blijkt dit? Allochtone schrijvers geven in interviews keer op keer geïrriteerd te kennen dat zij als ‘gewone’ Nederlandse schrijvers behandeld willen worden.Ga naar eind2 Bouazza geeft daarvoor het volgende argument:
‘Een Franse schrijver is iemand die in het Frans schrijft, een allochtone schrijver is iemand die in het allochtoons schrijft en een Nederlandse schrijver schrijft in het Nederlands.’Ga naar eind3
Niet alleen de schrijvers zijn geïrriteerd over hoe hun introductie in de literaire wereld verloopt. Sommige recensenten zijn dezelfde mening toegedaan. Theodor Holman vindt bijvoorbeeld dat iedere schrijver die in het Nederlandse taalgebied in Nederlands voor Nederlanders schrijft als ‘gewone’ Nederlandse auteur uitgegeven, besproken en beoordeeld dient te worden. Hij vindt dat in de wijze waarop allochtone auteurs behandeld worden te veel nadruk wordt gelegd op de culturele achtergrond van deze schrijvers en dat er te weinig gelet wordt op het literaire talent.Ga naar eind4 De Nederlandse, autochtone, recensent die het werk van een allochtone auteur wil bespreken, heeft het dus moeilijk. Datgene wat van hem gevraagd lijkt te worden, het literaire werk van een allochtone auteur bespreken en beoordelen zonder acht te slaan op de culturele achtergrond van deze auteur, is volgens jarenlang onderzoek naar interculturele relaties in de literaire wereld altijd onmogelijk gebleken. In navolging van M. SchippersGa naar eind5 wijs ik erop dat er altijd sprake is van afstand tussen mensen met een verschillende culturele achtergrond; de wijze waarop zij elkaars teksten zullen beoordelen en bespreken zal altijd gekleurd worden door het culturele referentiekader waarmee zij de wereld bekijken. Deze theorie is de achtergrond waartegen uitspraken geplaatst moeten worden die ik in het vervolg van dit artikel doe. Ik voorzie in de volgende pagina's een aantal uitspraken, zoals die door recensenten werden gedaan over de debuutroman van Hafid Bouazza, van commentaar. De vraag die ik me stel in dit artikel is de volgende: is het werkelijk zo dat in de bespreking van een allochtone auteur door een autochtone recensent het verschil in culturele achtergrond herkenbaar is? Om dit te onderzoeken heb ik de recensies bekeken die verschenen zijn rondom het debuutwerk van Hafid Bouazza. Ik beperk me tot die fragmenten waarin de criticus iets laat blijken van voor hem vreemde kanten van de allochtone schrijver. Ik bespreek twee soorten uitspraken: de uitspraken waarin de recensenten De voeten van Abdullah exotisch noemen, en de uitspraken waarin recensenten spreken over de Oosterse cultuur. | |
ExotischDe voeten van Abdullah wordt een aantal keren ‘exotisch’ genoemd. Een aantal van deze uitspraken wekt de vraag op of Bouazza's werk op deze manier te kwalificeren is. Laat ik eerst een uitspraak bespreken waarmee ik in ieder geval geen moeite heb:
‘Bijna alle verhalen hebben een vrolijk dorp in Marokko, het geboorteland van de schrijver, als locatie. Het lijkt voor de (Noord-Europese) lezer onvermijdelijk dat daar een bepaalde sfeerschepping bij hoort. Hafid Bouazza lost die verwachtingen in, maar niet braafjes. Hij slaagt erin het voorspelbare exotisme à la Duizend-en-een-nacht te vermengen met zeer herkenbare, duidbare gevoelens.’Ga naar eind6 Het is geen probleem om zoals in dit geval de beschreven omgeving van een werk exotisch te noemen. Wanneer een literair werk zich afspeelt in een Afrikaans land, er voortdurend folkloristische klederdracht wordt beschreven en aan waterpijpen wordt gelurkt, is het niet vreemd om het adjectief ‘exotisch’ te gebruiken. Eigenaardiger wordt dit wanneer recensenten de stijl die Bouazza hanteert ‘exotisch’ noemen. Een voorbeeld:
‘Wat moet het publiek denken van een in Marokko geboren debutant bij het lezen van zinnen als de volgende: “De lodders licht en schaduw hadden vrij spel”; “En ik wist wat hij deed op de hilde in de stal”; “Ik kon slechts bedwelmd smuilen voortbrengen”(...) Tien tegen een dat de reactie er een is in de trant van: komt me daar zo'n tweede-generatie allochtoon de literaire paradijsvogel spelen! Een marktkoopman die vent in zelfgefabriekte koopwaar is er niets bij! Nu ja, een exotische indruk maakt het zeker.’Ga naar eind7
Nu is het best mogelijk om deze stijl vreemd te vinden. Maar is deze wijze van uitdrukken exotisch? Komt deze recensent daar niet alleen maar op, omdat hij weet dat de schrijver een Oosterse culturele achtergrond bezit? Ik geloof niet dat hij een dergelijke aanduiding had gebruikt wanneer het hier een Nederlandse auteur betrof. Meer recensenten beschrijven de stijl van Bouazza op eenzelfde manier als Goedegebuure. Nog twee voorbeelden: Arjen Peters vindt Hafid Bouazza een schrijver die ‘...schoonheid van alliteratie en assonantie uitstort in onhollands taalmisbaar’,Ga naar eind8 en Danielle Serdijn zegt:
‘Omschrijvingen van meisjesbillen als “verticale glimlachen” of schaduwbanen als “zebralicht” zijn kleine kunstwerkjes binnen een regel. Deze | |
[pagina 43]
| |
taaldecoraties zijn misschien nog het beste te vergelijken met de authentieke weelde die je in Zuid-Europese kerken tegenkomt.’Ga naar eind9
Deze reacties worden bijna absurd, wanneer men zich realiseert dat Bouazza, zoals hij in interviews te kennen geeft, juist gebruik maakt van oer-Hollandse woorden die in een ver verleden door onze voorouders werden gesproken en neergeschreven. Wanneer Bouazza urenlang zwerft door de duizenden pagina's van het Woordenboek der Nederlandsche TaalGa naar eind10 is het merkwaardig om juist zijn stijl exotisch te noemen. | |
Oosterse cultuurRecensenten doen eveneens uitspraken over de Oosterse cultuur waarvan men zich af kan vragen in hoeverre deze recht doen aan die cultuur. Zo zegt Jeroen Vullings het volgende:
‘Het bijzondere in Bouazza's proza is dat het veelvuldig voorkomend, met opmerkelijke gevoelloos begane gruwel als iets volstrekt vanzelfsprekends, op zelfs wat opgewekte toon, wordt gepresenteerd, terwijl het beschrevene in westerse ogen toch juist uitermate verontrustend is.’Ga naar eind11
Vullings lijkt uit te gaan van een Westerse manier van kijken, van een soort Westerse moraal, waardoor hij, een Westers mens, die fictieve gebeurtenissen in De voeten van Abdullah als gruwelijk ervaart. Maar weet hij of de ‘Oosterse moraal’ anders is? Alsof Bouazza deze gruwelijkheid zo koel en vrolijk beschrijft, omdat hij een invloed ondervindt van de Oosterse moraal. | |
EtiketteringIk heb geprobeerd duidelijk te maken hoe de bespreking van het werk van een allochtone schrijver opmerkelijke uitspraken heeft opgeleverd. In deze tekst heb ik de lezer een aantal voorbeelden van mijns inziens vreemde interpretaties van het werk van Hafid Bouazza laten zien. Ik liet zien waarin het eigenaardige ervan mijns inziens schuilt. Natuurlijk zullen er veel meer recensies besproken en systematischer geanalyseerd moeten worden om met meer zekerheid het effect van het verschil in culturele achtergrond tussen schrijver en recensent aan te kunnen tonen. De boodschap mag duidelijk zijn: we moeten voorzichtig zijn met een te gemakkelijke etikettering van de andere cultuur. Zoals Edward Said laat zien in zijn boek Oriëntalisme zegt het beeld dat in kolonialistische Westerse teksten gegeven wordt van het Oosten meer over de Westerse cultuur dan over de besproken cultuur.Ga naar eind12 Denkbeelden over andere culturen berusten ook nu nog vaak op deze clichés. Ik denk dat we met deze clichématige uitspraken geen recht doen aan andereculturen. Dit geldt voor het dagelijks leven, maar ook voor de literaire wereld. Dat dit niet altijd even eenvoudig gaat onderstrepen de besproken voorbeelden. Hoe kan deze overtuiging nu vorm krijgen in het klaslokaal? | |
In de klasLiteratuuronderwijs kan een krachtig instrument zijn om leerlingen op een kritische manier met de eigen en andere culturen om te leren gaan. Bespreking van literatuur van etnische minderheden biedt daarvoor veel mogelijkheden. Ik bespreek er twee. Op de eerste plaats kan het leesdossier een belangrijk instrument zijn om inzicht te krijgen in de etnische literatuur en cultuur. Door het lezen van het werk van een allochtone auteur kunnen vooronderstellingen van de leerling duidelijk worden. Daarvoor is naar mijn mening wel een nauw omkaderde opdracht nodig. Een leerling zou bijvoorbeeld voordat hij/zij het | |
[pagina 44]
| |
boek Hoezo Bloedmooi van Hans Sahar leest, weer moeten geven wat hij/zij over de Marokkaanse cultuur weet en denkt. Na het lezen van het boek moet de leerling aangeven wat er in de roman over de Marokkaanse cultuur wordt gezegd. Daarna kan hij/zij een verslag schrijven over het effect van dit boek op zijn mening. De docent kan de leerling hierin sturen door de leerling vragen stellen hoe hij/zij tot bepaalde veronderstellingen komt, of hij/zij daarvoor bewijs heeft, of ze gewoon heeft aangenomen. Om te laten zien dat de weergave van de werkelijkheid in Hoezo Bloedmooi tot stand komt aan de hand van literaire conventies zou een vergelijking gemaakt kunnen worden met een boek van een autochtone auteur. Zo kan ik me voorstellen dat Hoezo Bloedmooi vergeleken wordt met Ik ook van jou van Ronald Giphart. Liefde, expliciete beschrijvingen van seksuele handelingen, stukgelopen relaties, een onverbloemde stijl, het zijn elementen die in beide boeken op een vergelijkbare manier voorkomen. Het maakt de leerling duidelijk dat documentaire waarde van een literair boek relatief is. Het leesdossier biedt de individuele leerling inzicht in zijn denkbeelden over cultuur en etnische literatuur. Een meer klassikale opdracht lijkt mij ook goed mogelijk. In bijna iedere klas van het middelbare onderwijs zijn jongeren te vinden die een culturele achtergrond bezitten die verschilt van de Nederlandse. Het is heel goed mogelijk deze leerlingen op te voeren als ervaringsdeskundige, bijvoorbeeld in de vorm van een opdracht waarin een Nederlandse leerling en een Marokkaanse leerling De voeten van Abdullah lezen. Er wordt een gezamenlijke presentatie voorbereid. Na afloop volgt een klassikale discussie waarin getracht wordt te achterhalen wat de verschillen zijn tussen beide leerlingen en of deze verschillen voortkomen uit (een gebrek aan kennis over) elkaars cultuur. |
|