[Nummer 2]
Tsjip
Eens liet ze 'r kind zien, en vraagde met de oogen:
- | Hoe vindt ge mijn kind, mijn schat, mijn alles? Zie die kleur... |
- | Dat gele streepje is aardig. |
- | Geel... die wangen geel? 't Is rose! Geel? |
- | Ik sprak van het jurkje. |
Andermaal liet ze 'r kind zien, en vraagde met de oogen:
- | Hoe vindt ge mijn kind, mijn schat, mijn alles? Zie hoe wit... en marmer... |
- | Daar is te veel stijfsel in. |
- | Stijfsel in de armpjes van mijn kind? |
- | Ik sprak van het jurkje. |
Weder liet de zorgvuldige moeder haar kind zien, en vraagde met de oogen:
- | Hoe vindt ge mijn kind, mijn schat, mijn alles? Zie die vormen... die ronding... die lijnen... |
- | Te kort van lijf. |
- | Mijn kind te kort van lijf? |
- | Ik sprak van het jurkje. |
Toen werd de moeder verdrietig. Het bedroefde haar dat men het kind niet zag. Wel tooide ze haar lieveling, maar het smartte haar dat die tooi belette het kind te zien.
Multatuli, Idee 80