column
Debating
Jacques de Vroomen
‘In mijn ogen verkoopt die Paul Rosenmöller wel onzin, maar de manier waarop is héél goed.’
Ik citeer Tilleke Brand, leerling van het Nijmeegse Canisius College, die in het Leids Academiegebouw een van de vijf finalisten was van het Nederlands kampioenschap debatteren voor middelbare scholieren. Ze bestaan nog steeds, de debatingwedstrijden uit een grijs verleden, én meer dan dat, ze lijken weer terug van weggeweest. Bij zo'n debatingwedstrijd moet je vóór of tegen een stelling pleiten. Tilleke legt uit: ‘Je moet er strijdbaar staan, overtuigd van je gelijk. Zoals je staat als je ruzie maakt met je moeder om haar ervan te overtuigen dat je wel mag uitgaan die avond.’
Waaruit bestaat spreekvaardigheid? Als je worstelt met een serieus probleem is een vriend of vriendin die echt kan luisteren een weldaad. Slechte luisteraars herken je aan hun snelle advisering. Ze hebben hun oren in hun mond zitten. Het is moeilijk om te luisteren want bij luisteren moet je precies het omgekeerde doen van wat we allemaal het liefste willen: onszelf poneren. Je helpt een ander zelden door hem jouw inzicht te verkondigen. Je helpt wel als je, bijvoorbeeld door goede vragen te stellen, wat chaos ordent. Een goed inzicht is een inzicht dat jouw gesprekspartner zelf verwerft. Niet een inzicht dat hem van buiten wordt aangereikt.
Bij spreek- en luistervaardigheid gaat het om authenticiteit, inleving, een heldere analyse en een beetje warmte, want bij een serieus probleem spelen emoties altijd een rol. Die mag je niet negeren.
En wat doen we bij een debatingwedstrijd? Precies het omgekeerde. Je moet alleen maar luisteren om die ander vervolgens te kunnen vloeren. Er is geen inhoud of de inhoud doet er niet toe. Het gaat erom dat je de ‘inhoud’ manipuleert en daarmee jezelf poneert. Bij debatingwedstrijden wordt het paard achter de wagen gespannen. Een school die spreek- en luistervaardigheid ernstig neemt, zou er niet aan moeten beginnen.