vuld en een school die dit als uitgangspunt neemt zal dus vooral op zoek gaan naar literatuur en boeken waarbij de jeugdige lezers kennis kunnen nemen van de gewoontes en gebruiken van de andere cultuur. Vaak wordt het verhaal vanuit het perspectief van het allochtone kind verteld. Dit soort boeken bieden dus met name voor de allochtone kinderen uit de beschreven cultuur identificatiemogelijkheden.
Een voorbeeld hiervan is De koffer van de Turkse schrijver Saban Günes. Dit boek werd bekroond met de Jenny Smelik-Kiggenprijs, een prijs die intercultureel begrip bij kinderen wil bevorderen. Deze boeken kunnen misschien kennis over de andere cultuur bijbrengen, maar voor de Nederlandse kinderen zijn dit niet direct de boeken die doorslaggevend zijn voor het bevorderen van het leesplezier. Dat komt door de stijl - een interne monoloog waarbij directe beschrijving van de werkelijkheid en gedachten door elkaar heen lopen - en ook door de inhoud.
Het boek is een aaneenschakeling van cultuurbepaalde gegevens die niet echt uitgelegd worden en daardoor hun doel voorbijschieten als het gaat om begrip en leesplezier:
‘Moet ik eigenlijk niet zijn hand kussen? Dat hoor ik wel te doen. Hij is tenslotte mijn vader (...)’
‘“Jij krijgt een pakje sigaretten van me,” roep ik terug. De brenger van het goede nieuws moet worden beloond. Zo is dat nu eenmaal bij ons.’
‘(...) Mijn vader heeft me gezien. Ik ga niet naar binnen! Ik trek mijn hoofd terug. Mijn vader kan niks beginnen. Het zou niet erg beleefd van hem zijn om nu zijn zoon te roepen (...)’
Dit geldt andersom natuurlijk ook voor de allochtone kinderen. Vaak vindt men in Nederlandse jeugdboeken cultuurbepaalde boodschappen of is het handelen gebaseerd op onderliggende overtuigingen die niet direct multicultureel of algemeen zijn. Maar we vinden het van groot belang dat juist ook allochtone kinderen gaan lezen, want de meeste allochtone boekenwurmen kunnen bogen op een succesvolle schoolcarrière.
Tot hiertoe geredeneerd is de boodschap simpel: geef de kinderen vooral boeken die mogelijkheden bieden tot identificatie, zodat de kans dat zij een lezer worden toeneemt. Dat geldt voor alle kinderen. Echter hiermee wordt voorbijgegaan aan de multiculturele doelstelling. Er is ruime keuze uit literatuur die de mogelijkheid biedt om kennis te nemen van de andere cultuur, je in te leven in de manieren van leven en de obstakels die je als kind van allochtone ouders kan tegenkomen. Kennis en begrip organiseren voor de ander is een doelstelling die via literatuur bereikt kan worden. We zien dan veel boeken waarin een domme en onaardige Nederlandse volwassene vol met vooroordelen en stigmatiserende houding ten opzichte van allochtonen staat tegenover het rechtschapen kind dat het onrecht met zijn beperkte middelen te lijf gaat. Bijvoorbeeld in Het Raadsel van de Regenboog van Jacques Vriens waarin Marijn het opneemt voor een allochtone fietser die door zijn lompe stiefvader overreden wordt:
‘“Er zit een kras op de auto,” mopperde oom Gerard. “Die Turken denken dat de hele weg van hun is.”
(...) Oom Gerard werd langzaam rood.
“Nog brutaal ook. Die buitenlanders denken dat ze alles mogen in dit land.”’
Als ik als Turks jongetje of meisje in dit geval dit voorgelezen zou krijgen, zou ik mij niet prettig voelen. Ik zou mij schamen en gegeneerd voelen, ook al is Marijn nog zo aardig voor de buitenlander. Daarmee pleit ik overigens niet voor de struisvogelaanpak. Het is zeker belangrijk om aandacht te besteden aan deze aspecten van onze multi-culturele maatschappij en deze passage uit het boek van Jacques Vriens kan een goed kader bieden voor de behandeling hiervan. Echter niet zonder meer!