| |
| |
| |
‘Voelen dat je schrijver bent’
Interview met schrijfster Marion Bloem
Bij het bekend worden van het thema voor deze Tsjip/Letteren kwam al snel bij mij, als Indische Nederlander het idee op een interview met Marion Bloem op te nemen. Haar zeer succesvolle eerste roman Geen gewoon Indisch meisje uit 1983 veroorzaakte enige controverse in mijn familie. Dat wil zeggen, de generatie van mijn ouders reageerde in de trant van: ‘ik heb er toch wat moeite mee, zo was het toch niet echt’, terwijl van mijn eigen generatie degenen die het gelezen hadden - voornamelijk nichtjes - het een erg mooi boek vonden. Van een van die nichtjes, Pink, dochter van de verhalenvertelster tante Titi, kreeg ik in 1994 Bloems Vaders van betekenis, dat volgens Trouw ‘de geschiedenis in zal gaan als een boek van betekenis’. In de boeken van Bloem is er, naast een zekere overeenkomst in thematiek, sprake van een groeiende beheersing van de vorm en de taal, een groeiend meesterschap als schrijver.
Op 11 januari heb ik Marion Bloem in haar atelier in Amsterdam geïnterviewd, temidden van haar kleurige, expressieve grote olieverfschilderijen. Ik was er persoonlijk meer gecharmeerd van een serie kleine pentekeningen/aquarellen die langs twee wanden hingen. Ik weet niet of er echt sprake was van een interview, maar we hadden een boeiend en leuk gesprek over schrijven, familie, beeldend werk; een gesprek dat eindigde met het uitwisselen van geschenken.
Frank Tarenskeen
| |
Het schrijverschap
Het gesprek begint met het uitwisselen van een beetje gemeenschappelijke geschiedenis: wanneer onze ouders respectievelijk naar Nederland zijn gekomen, waar ze het eerst terecht zijn gekomen; verhalen waarin ik overeenkomsten herkend heb met verhalen die in mijn eigen familie de ronde doen en hebben gedaan, zoals het verhaal van een vermeende adellijke afkomst in Bloems De leugen van de Kaketoe. In mijn eigen familie bevindt zich ergens in de stamboom een Ambonese prinses. Het is maar dat u het weet. Marion Bloem benadrukt het belang van dergelijk soort stambomen, verhalen over de afkomst, voor Indische mensen. Ze zijn niet ‘echt’ blank, noch echte inlanders, maar uit zo'n stamboom blijkt dat ze toch wel echt wat voorstellen. Het gevoel niet echt ergens bij te horen dat we beiden in enige mate kennen heeft ook zijn voordelen, is bovendien een van de wederkerende eigenschappen van veel personages in Bloems werk. Ik stel mijn eerste interviewvraag, die niet op papier staat maar die ik onderweg in de trein bedacht heb als meer geschikte openingsvraag: ‘Wanneer wist je dat je schrijver was?’
Marion Bloem: ‘Ik heb altijd al willen schrijven. Schrijven is je eigen wereld creëren, de werkelijkheid vergeten en zorgen dat de wereld in je hoofd is zoals je wilt dat hij is, dat je door te fantaseren in de juiste stemming komt. Ik ben opgegroeid met verhalen, met vertellers, ben ook verhalen gaan bedenken en werd al op heel jonge leeftijd verteller, voor neefjes en nichtjes. En als ze dan graag naar je luisteren dan wordt dat natuurlijk gevoed. Maar bij ons werden verder
| |
| |
geen boeken gelezen, behalve dan de boeken van Vincent Mahieu - pseudoniem van Jan Boon, in Indische kringen vooral ook bekend onder het pseudoniem Tjalie Robinson van de in het petjok, het “dialect” van de Indo geschreven Piekerans van een straatslijper, verhalen over het leven op straat in Nederlands-Indië. Dat betekende ook dat er geen voorbeelden waren. Toen ik zelf het lezen ontdekte, ik verslond alles, kwam ik er achter dat je wat je vertelt ook op papier kunt zetten en dat dat ook leuk was. En dat je daarmee mensen kunt boeien, bijvoorbeeld mijn vader, moeder en zus.
Maar het voelen dat ik schrijver ben, dat is pas veel later gekomen, ofschoon ik al vroeg beloond ben voor mijn schrijven, als kind. Prijzen voor opstellen, geplaatst in de schoolkrant, de dorpskrant, gestimuleerd door de onderwijzer. Desgevraagd zei ik ook altijd dat ik schrijfster wilde worden, al had ik er nauwelijks enig idee van wat dat inhield.
Toen ik zestien was werd mijn eerste
korte verhaal in een echt blad geplaatst, op de literaire pagina, ingestuurd op aandringen van een van mijn leraren. Ik was weliswaar trots dat veel mensen mijn verhaal zouden lezen, maar een schrijver voelde ik me nog niet, dat had ik zelfs na mijn eerste roman Geen gewoon Indisch meisje nog niet. Het was pas mijn eerste roman. Als ze me in die tijd vroegen wat ik was, antwoordde ik dat ik psycholoog was, daarvoor had ik gestudeerd en een diploma - al oefende ik het beroep niet uit.
Nu, na al die jaren, heb ik er geen moeite meer mee mezelf schrijver te noemen, dat heeft dus vrij lang geduurd, meerdere boeken. Het heeft ook te maken met de (Indische) opvoeding, bescheidenheid als een van de grootste deugden, waardoor er bij het beweren dat ik schrijver was een soort kramp in de mond optrad, een sterk gevoel van gène.’
Het gesprek komt hierdoor op het naar mijn idee nog veel beladener begrip ‘beeldend kunstenaar’, waar bij mijzelf - en bij Marion Bloem naar blijkt - eenzelfde soort kramp optreedt.
‘Schrijver’ impliceert immers hetgeen een schrijver doet: schrijven, terwijl dat bij de benaming beeldend kunstenaar op zijn zachts gezegd tamelijk onduidelijk is, zeker in de hedendaagse kunst die buiten haar traditionele oevers getreden is. Bloem benadrukt dat het plezier in het schrijven steeds de nadruk heeft gehouden, niet het idee van ‘het schrijver-zijn’.
| |
Uitgangspunten
We komen op de vraag naar Marion Bloems uitgangspunten, haar werkwijze als schrijver.
‘Het is nog precies zoals het vroeger was. Er is nooit leegte in mijn hoofd, want er zijn altijd beelden, ik ben altijd zinnen aan het vormen. Ik richt mijn blik liever naar binnen dan naar buiten, en ik kan het niet beide tegelijk: het is of het een of het ander. 's Avonds in bed, tijdens het wandelen, in de auto, ben ik met die binnenwereld bezig en dan gebeurt er van alles. Vanuit een woord, een emotie van iemand anders of mezelf, ontstaan verhalen en dat is niet te stoppen.
Op het moment dat ik besluit dat het ook op papier moet voor anderen, moet er meer zijn. Een structuur al, of een titel, een boog. Er zit al iets van een reis in. Als er een reis in een bepaald verhaal zit, dan mag het op papier voor anderen. Als ik op een bepaald moment besluit dat iets een verhaal, een roman wordt, ben ik er al een hele tijd op aan het broeden.’
Het benadrukken van enerzijds het belang van de emotie en anderzijds de noodzaak van een structuur komt in de loop van het gesprek meerdere malen ter sprake. Bloem noemt als voorbeeld haar nieuwe roman, Games4girls.
‘Mijn nieuwe roman is ontstaan vanuit de relatie met mijn nu ex-schoondochter, toen ze nog mijn schoondochter was. Dat is ook een Indisch
| |
| |
meisje, maar onnadrukkelijk. Hoewel ze nog net tweede generatie Indisch is heeft ze toch meer van een derde generatie Indische: er niet zo mee bezig, (bijna) geheel geassimileerd. Ze fascineerde mij door de manier waarop ze was, sowieso al, maar in het bijzonder ook door de pijn die ze probeerde te verbergen voor de wereld, de pijn om het verlies van een vader; een vader die er wel was, maar leefde als een plant. Hij was er wel en toch niet. Een moeilijk onderwerp, maar de manier waarop ze ermee omging was voor mij zo ongewoon, en dan was ze iemand die zoveel behoefte had aan familie en vrienden. De confrontatie met haar riep zoveel emoties op, dat liet mij niet los.
Zij beseft dat ze er iets mee moest, het op een of andere manier verwerken, maar voor therapie is ze te sterk en te slim.
Toen hebben we samen bedacht dat we er een filmverhaal over zouden schrijven. Ik zou het script schrijven en zij zou al haar ervaringen voor mij opschrijven en/of vertellen. Zo werd het iets leuks om te doen en omdat zij weet hoe ik vrij met feiten de werkelijkheid omga in mijn werk, scheppend, omvormend, ging het niet meer om haar privéleven, werd het tot het verhaal van een ander getransformeerd. En dan gaat alles vanzelf. Omdat het ditmaal niet om mijn eigen herinneringen ging maar die van een ander, heeft het mij meer afstand tot en inzicht in mijn eigen manier van werken gegeven. Het blijkt steeds min of meer hetzelfde te gaan: iets grijpt mij aan en dan doe ik een soort van research, hetzij de diepte van mij eigen herinneringen in, hetzij om me heen vragen, mensen interviewen voor De leugen van de kaketoe, archiefmateriaal verzamelen voor Vaders van betekenis. Het nieuwste boek heeft me daar meer inzicht in gegeven, het blijkt een hele heldere weg te zijn, zeker gezien de moeilijkheid van het onderwerp. Dat was me twintig jaar geleden ook nooit zo gelukt, toen ik veel intuïtiever te werk ging, moest gaan voor Geen gewoon Indisch meisje.
Ik moest de structuur vanwege de complexiteit van het verhaal ook vrij streng hanteren omdat er anders geen touw aan vast te knopen was geweest. Maar ondanks dat ik in andere boeken meer uitwaaier, er om heen associeer, zijn er duidelijke overeenkomsten qua structuur en thematiek. Hoewel tegelijkertijd ieder boek zijn eigen structuur nodig heeft.’
| |
Thematiek
‘In het nieuwste boek is de hoofdpersoon derde generatie Indisch, wat voor haarzelf niet veel te betekenen heeft. Maar door haar omstandigheden is ze toch ook een soort van buitenstaander. Daarin blijf ik bij mijn eigen thematiek en interesses. Ik zal dat ook niet gauw opgeven, ik vind het veel te leuk om daarover te schrijven. Ik had zelf ook meer van dat soort boeken willen schrijven. Sinds ik dat ook toelaat, voor het eerst in mijn jeugdboek Matabia, weet ik dat dat echt iets voor mij is. Wat niet wil zeggen dat ik dat altijd zal doen, Brieven van Souad, een jeugdroman, is geschreven vanuit een Marokkaans meisje. Maar omdat ik nooit echt in de huid van een Marokkaans meisje zou kunnen kruipen heb ik voor dat boek een vorm gehanteerd die het gegeven toch aannemelijk maken.’
Het gesprek komt weer op het belang van de vorm en het verschil tussen de allereerste roman Geen gewoon Indisch meisje, die veel meer een persoonlijke zoektocht was, en het latere werk. Na die eerste roman wordt de vorm gaandeweg steeds beter beheerst. Thema's, bepaalde personages en gebeurtenissen komen steeds in andere vormen terug. Babs/Barbie, de ‘kleine tante’, Boy, Buddy. Maar die namen staan soms wel, soms niet voor soortgelijke personages.
‘Dit,’ vertelt Marion Bloem, ‘is bewust gedaan om te voorkomen dat de lezer gaat denken dat het echt steeds om precies dezelfde personages gaat. Ik wil graag dat mijn boeken op meerdere manieren, in meerdere lagen te lezen zijn: als literatuur, dat wil zeggen geen stukje uitleg te veel, voldoende diepgang; maar niet echt op een bepaald publiek gericht, noch op Indische mensen, noch op “gewone” Hollanders. Daarbij probeer ik cliché's te vermijden, juist omdat ik behoor tot die minderheid van Indische Nederlanders. Zonder de meerderheid het gevoel te geven dat hen van alles uitgelegd wordt over die minderheid, en ook zonder de eigen mensen te vervelen.
Dat betekent, en dit is voor mij essentieel, dat je altijd meer met vorm bezig bent, moet zijn dan wanneer je meer “algemene” onderwerpen, zoals de liefde, zou behandelen.’
Ik opper dat hierin misschien ook wel een deel van de kracht van haar werk schuilt, die specifiek eigen richting die uit het hele oeuvre blijkt.
Het gesprek komt op het nieuwste project: gekoppeld aan de nieuwe roman Games4girls is Bloem met een aantal verschillende vrouwen/meisjes een website aan het opzetten, www.Xohra.nl, die meer is of moet worden dan een soort van reclame voor het boek. Terug naar het schrijven.
‘Ik heb het gevoel, dat ik per boek vooruitga, zonder daarmee te willen zeggen dat eerdere boeken minder of slechter zijn dan latere. Was Geen gewoon Indisch meisje vooral vanuit de buik geschreven, in Vaders van betekenis is het mij gelukt de verschillende personages een eigen stem te geven op een overtuigende wijze, waardoor het perspectief op heel natuurlijke wijze
| |
| |
wisselt. In het laatste boek, wat veel meer buiten mezelf geschreven is omdat het toch een ander iemand, een andere generatie betreft, is weer meer een beroep gedaan op de beheersing van taal en vorm, het schrijverschap. Vaders van betekenis wilde ik al schrijven toen ik vijftien was, maar toen durfde ik nog niet. De leugen van de kaketoe heb ik, zo voelde ik dat, moeten schrijven, om over de vrouwen, het verhaal van de vrouwen te schrijven. De vrouwen voor wie het in Indië of volledig beschermd was, of helemaal niet. Voor de mannen was het toch genuanceerder, meer mogelijk om in twee werelden te leven, de koloniale en de “inlandse”.
Mijn andere boeken zijn wat dat betreft minder onder morele druk van mezelf ontstaan, meer omdat ik het leuk vond ze te schrijven. Het proces van ontstaan blijft gelijk. Het begint met de emotie, vandaar uit ontstaat de structuur, die vaak begint bij de titel en dan wordt het boek geschreven.’
| |
Fotoalbum
Dat dit zich ook wel eens op onverwachte wijze ontvouwt, blijkt uit hetgeen Marion Bloem vervolgens vertelt. Het verlies van een voor haar enorm belangrijk fotoalbum, waar voor haar gevoel haar hele jeugd inzit, veroorzaakte een diepe pijn. Erover vertellend springen de tranen haar bijna in de ogen. Dit speelde tijdens het werken aan Games4girls, en om te voorkomen dat dit in dat boek zou gaan doorsijpelen maakte Bloem op losse papiertjes al aantekeningen, die mogelijkerwijs later een ander nieuw boek zouden kunnen helpen vormen. Na enige jaren dook het fotoalbum echter onverwacht weer op, waardoor die pijn om het verlies verdween. Nu het album gelukkigerwijs is teruggevonden weet zij niet of het boek ooit af zal komen, ofschoon ze er al een behoorlijk eind mee op weg was.
Ik stel Marion Bloem dezelfde vraag die ik mijn tante Titi de verhalenvertelster elders in dit blad gesteld heb en vertel daarbij diens antwoord op die vraag: hoe zou het zijn, het moeten weggaan uit een wereld die met het weggaan meteen ook gaat verdwijnen? Mijn tantes antwoord was dat die wereld niet zou verdwijnen zolang ze in verhalen voort bleef bestaan.
Marion Bloem is het daarmee volledig eens en voegt daaraan toe dat ze eigenlijk pas door het verlies van dat fotoalbum het idee heeft iets soortgelijks echt gevoeld te hebben als wat de generatie van onze ouders gevoeld moet hebben.
Bloem: ‘Daardoor besef ik ook dat alleen degenen die zich zo'n “verdwenen wereld” herinneren die wereld levend houden. Ook daarom zijn Indische mensen voor elkaar zo belangrijk: ze delen een verleden en vertellen het elkaar. Bij het luisteren naar al die verhalen besefte ik dat ik ze moest opschrijven, want teruggaan naar die cultuur kan niet meer.
Mijn vader kon, kan eigenlijk nog steeds, goed vertellen en zolang hij die verhalen nog vertelt zijn de mensen graag in zijn buurt: omdat hij een stukje Indië creëert.
Al die verhalen die ik heb gehoord, van mijn vader, ooms, tantes, oma, heb ik weer op mijn eigen manier in mijn boeken verwerkt, als iemand die tussen die mensen is opgegroeid, met alle voor- en nadelen van dien. Maar het echte voelen van die pijn, of althans iets soortgelijks, heb ik denk ik pas gevoeld bij het verlies van mijn fotoalbum.
Ik heb mijn eigen opgroeien in dat Indische milieu in mijn boeken uitgekristalliseerd, vormgegeven in Geen gewoon Indisch meisje. Vaders van betekenis was, is veel meer een spelen met die nostalgie, die verhalen van vroeger “bij ons in Indië”. Enerzijds met enige afstand, in de wetenschap dat daar natuurlijk ook vreselijke dingen gebeurd zijn, anderzijds met empathie. En hoewel ik het nu misschien beter kan invoelen, denk ik dat ik het zo niet meer zou kunnen juist omdat de nodige afstand zou ontbreken.’
| |
Geschenken
We hebben het nog even over het tekenen, het beeldende werk en hoe zich dat tot het schrijven verhoudt. Voor Marion Bloem is tekenen meer iets vanuit niet-weten, vanuit gevoel, dat achteraf misschien wel verklaard kan worden maar niet vooraf bedacht is in de tekeningen. Schrijven is meer een vasthouden. Zodra het te verwoorden is, wordt het tekenen minder urgent.
Het is inmiddels tijd. Marion Bloem schenkt mij een prachtig uitgegeven boek met gedichten en schilderijen, De visualisering van de pijn heelt de wond, ik geef haar een kleine drogenaaldprent die ik had meegenomen voor het geval dat het gesprek op een prettige manier zou verlopen. En dat was het geval.
|
|