Tsjip/Letteren. Jaargang 11
(2001)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Multiculturele auteurs: de waan van de dag of een serieuze ontwikkelingEen aantal literaire uitgeverijen in Nederland profileren zich vanaf het eerste uur door boeken van niet-Nederlandse auteurs uit te brengen. Een van hen is De Geus, die als een van de weinige ook niet in de Amsterdamse grachtengordel is gehuisvest, maar in Breda. Redacteur Ad van den Kieboom brengt op verzoek van Tsjip het geluid van de uitgever over het werken met allochtone schrijvers. Toen het CPNB het motto voor de Boekenweek van 2001 bekendmaakte, knikte Nederland instemmend. ‘Land van herkomst, schrijven tussen twee culturen’ is een actueel onderwerp in de vaderlandse literatuur. Een organisatie die tot doel heeft het Nederlandse boek te propageren is dus erg bij de tijd als het zo'n onderwerp in de Boekenweek centraal stelt. Groot was de verbazing toen naar buiten kwam dat Salman Rushdie de opdracht had gekregen om het Boekenweekgeschenk te schrijven. Geruchten van een reeds lang gesloten deal tussen CPNB en Rusdies uitgever in Nederland staken de kop op. Het wantrouwen werd gevoed door het feit dat het geschenk de ongewone omvang zou aannemen van een kloeke roman. Het boek moest natuurlijk verkoopbaar zijn aan de rest van de wereld, werd gefluisterd. Belangrijker dan al dat gespeculeer over gekonkel achter de schermen was de vraag waarom de keuze viel op een auteur die niet in Nederland leeft. Is geen van de Nederlandse auteurs die tussen twee culturen leven goed genoeg voor het schrijven van een Boekenweekgeschenk? Die discussie is in de aanloop naar de Boekenweek (nog) niet gevoerd. Het CPNB ging inhoudelijke kritiek uit de weg. De vraag bleef onbeantwoord. Maar niet lang. Enkele uitgevers met een behoorlijk aantal ‘allochtone auteurs’ in hun fonds staken de koppen bij elkaar. Van Gennep, Vassallucci en De Geus probeerden de discussie aan te zwengelen. Zijn de ‘Nieuwe Nederlandse Schrijvers’ exotische snoepjes die op de eerste plaats interessant zijn om commerciële redenen en pas in de tweede plaats om de literaire kwaliteit van hun werk? Of hebben we te maken met de exponenten van een tendens die zich de laatste twintig jaar in de Nederlandse literatuur laat zien? Wordt de Nederlandse literaire traditie wel degelijk verrijkt met werk van auteurs met een dubbele culturele achtergrond? | |
Onafhankelijk oordeelWie zich daarover een onafhankelijk oordeel wil vormen kreeg rondom de Boekenweek genoeg informatie om een mening te formuleren. In het Boekenweekmagazine komen schrijvers aan het woord die vanuit alle windstreken in Nederland zijn beland. Maar liefst tweehonderd ‘migratieboeken’ worden onder de aandacht gebracht. In samenwerking met Forum, instituut voor multiculturele ontwikkeling, organiseerden bovengenoemde uitgevers op 12 maart een festival van nieuwe Nederlandse literatuur in de Rode Hoed in Amsterdam. Aan de vooravond van de Boekenweek wisselden auteurs en recensenten van gedachten over de indringende vraag: ‘Multiculturele auteurs: opportunisme of serieuze belangstelling?’ Daarbij verscheen ook een essay van Lisa Kuitert waarin zij een overzicht geeft van de inspanningen van uitgevers tussen 1975 en nu om schrijvers tussen twee culturen aan zich te binden. En ze gaat in op het gevaar dat uitgevers creëren wanneer ze schrijvers in een alllochtonenhoekje willen stoppen. Het onderwerp is natuurlijk niet nieuw. Het is de moeite waard om het | |
[pagina 16]
| |
themanummer van Literatuur, tijdschrift over Nederlandse letterkunde er op na te lezen.Ga naar eind1 Daarin wordt de veelkleurigheid van de literatuur van allerlei kanten belicht. Op deze plaats ga ik ook niet al die vragen en vraagjes in. Ik wil u nergens van overtuigen. Verreweg de beste toets is het lezen van die romans. | |
VijverLaat ik me beperken tot mijn praktijk bij uitgeverij De Geus. Als redacteur bij de grootste onafhankelijke literaire uitgever van Nederland heb ik de taak te speuren naar interessante schrijvers en die te begeleiden bij het schrijven van het uit te geven boek en de ontwikkeling van hun schrijverschap. De Geus heeft relatief veel auteurs die in een andere cultuur geboren zijn en zich daarna om uiteenlopende redenen in Nederland hebben gevestigd of die tot de tweede generatie gerekend worden. Kader Abdolah (Iran), Yasmine Allas (Somalië), Halil Gür (Turkije), Rashid Novaire (Marokko), Stephan Lang (Roemenië), Sana Valiulina (Estland) en Vamba Sherif (Liberia) voldoen aan die definitie. Wij zijn geïnteresseerd in die andere culturen, en dat is ook te zien aan de samenstelling van het vertaalde fonds. Beginnende schrijvers of auteurs die in het land van herkomst al gepubliceerd hebben, weten dat. Ze weten dat Kader Abdolah, het grote voorbeeld voor elke schrijvende vluchteling, door De Geus wordt uitgegeven en sturen hun werk daarom ter beoordeling naar Breda. Maar we proberen, net als de collega's van Vassallucci, ook te volgen wat op festivals wordt gepresenteerd en we zoeken in de oogst die door het uitschrijven van literaire prijzen wordt binnengehaald. De El Hizjra-literatuurprijs voor auteurs met een Arabisch/Marokkaanse achtergrond is daarvan een uitstekend voorbeeld. In de ruim tien jaar dat de prijs bestaat heeft hij schrijvers als Abdelkader Benali, Mustafa Stitou en Rashid Novaire voortgebracht. Belangrijker is misschien nog wel dat de prijs het schrijven in de breedte stimuleert. Vandaar dat soortgelijke initiatieven nu ook voor Surinaamse en Turkse auteurs worden genomen. Uitgevers vissen dus allemaal in dezelfde vijver. Maar het materiaal en aas waarmee ze hengelen verschilt. En dat geldt ook voor de beoordeling van wat je uit die vijver naar boven haalt: wanneer is iets onder de maat, wanneer zet je hem thuis in de kweekvijver en wanneer acht je hem voor consumptie geschikt? In die zin kijk ik niet anders naar Nederlandse auteurs dan naar allochtone auteurs. Doorslaggevend criterium is niet waar iemand vandaan komt, maar wat iemand te vertellen heeft, hoe hij dat doet en wat voor ambitie die schrijver heeft. Het moet iets toevoegen aan het bestaande aanbod. Natuurlijk zijn die criteria niet keihard. Je moet ruimte laten voor twijfel en groei. | |
Literaire kwaliteitDe in Amsterdam opgegroeide Rashid Novaire won op zijn zeventiende de El Hizjrah literatuurprijs. Hij had een portefeuille vol mooie verhalen. Als we die op dat moment hadden gepubliceerd, was dat misschien een kortstondige hype geweest. We kozen ervoor de bestaande verhalen te laten rijpen en Rashid nieuwe te laten schrijven, tot de kwaliteit hoog genoeg was voor een debuut. Op zijn negentiende verscheen de bundel Reigers in Cairo. Hij werd genomineerd voor de NPS-cultuurprijs, is meerdere malen genoemd als een van de bijzondere jonge talenten en heeft een beurs gekregen om in Duitsland een jaar lang te gaan werken aan zijn roman Maisroest. Een uitgever wil goede boeken publiceren en liefst ook verkopen. Bij de afweging om een boek uit te geven spelen de literaire en de inhoudelijke factor een beslissende rol. Daarnaast kan publicatie voor de ontwikkeling van een auteur een grote stimulans zijn. Debuten zijn debuten en vaak geen onbetwistbare meesterwerken. Dat is de literaire kant van het verhaal. Het merendeel van het aanbod van allochtone schrijvers moeten we op grond van gebrek aan literaire potentie weigeren, al zien ze er nog zo leuk uit. Feit is dat schrijvers uit andere culturen wel voor nieuwe onderwerpen in de Nederlandse literatuur zorgen. Ze schrijven over wat hen bezig houdt. Het is logisch dat een balling zich wil uiten over de ballingschap en dat een in een benauwend gezin opgegroeide Nederlander die beklemming tot onderwerp van zijn boeken maakt. Boeiend is het om te zien hoe de ontwikkeling van een auteur zich in de romans weerspiegelt, zowel stilistisch als thematisch. Als uitgever probeer je de voorwaarden te scheppen waaronder die ontwikkeling kan plaatsvinden. Daar hoort ook de marketing van een boek bij. Commercieel gezien kan de persoon van de schrijver de vraag naar een boek gigantisch groot maken. Denk aan het effect van Lulu Wang op de verkoop van Het lelietheater. Honderdduizenden exemplaren verkocht, een uitgekiende campagne en een aansprekende persoonlijkheid. De literaire kritiek liet van de roman niets heel, maar de kassa stond niet stil. Een auteur wil gelezen, beoordeeld en gekocht worden. Van dat soort lust de boekhandel er nog wel een paar. En dat zeggen ze ook. Toch is er meer. In het voorjaar verschijnt bij De Geus een bundel essays van de Kroatische Dubravka Ugresic over de vercommercialisering van de literatuur. Een citaat: | |
[pagina 17]
| |
‘Ongeveer tien jaar geleden was ik op de opening van de jaarlijkse boekenbeurs in Londen. De beurs werd plechtig geopend door Joan Collins. Haar eerste roman was net verschenen, en als beroemde Brits-Amerikaanse actrice, nieuwbakken schrijfster en zuster van Jackie Collins, bezat ze voldoende geloofwaardigheid om een boekenbeurs te openen. Ze kwam op als een citaat uit de modewereld: in een roze pakje van Chanel, met een roze toque op en een koket sluiertje voor haar gezicht. Als gehypnotiseerd volgde ik slaafs de bezoekers die de televisiecamera's volgden, die op hun beurt Joan Collins volgden. Voor de camera's bladerde Joan wat in de uitgestalde boeken alsof ze in Victoria's Secret bezig was damesondergoed uit te zoeken. Wat heeft dat allemaal met literatuur te maken? Bijna niets. Waarom heb ik het hier dan over banaliteiten als het roze pakje van Joan Collins? Omdat in het moderne literaire leven zulke banaliteiten belangrijker zijn dan boeken.’
Wat is de conclusie uit het verhaal over Joan Collins? Moeten wij onze auteurs in een roze pakje van Chanel persen en een koket sluiertje voor binden? Nee, op die manier denken wij niet over promotie. Auteurs zijn zoals ze zijn. De media zoeken mensen die van het scherm afspatten. Sommige schrijvers zijn naar buiten gericht en kunnen dat, anderen worden er doodongelukkig van. We kunnen ze coachen als het om het sturen van interviews gaat of adviseren hoe je je beschermt tegen te persoonlijke vragen. Maar de kern blijft: het op een hoger niveau brengen van het literaire werk. | |
Een voorbeeldEnkele jaren geleden kreeg ik een briefje van regisseur Theu Boermans. Hij bracht een kleine roman onder de aandacht van een jonge Somalische actrice die in zijn regie van Goethe's Faust bij De Trust de rol van Gretchen speelde. Hij benadrukte dat hij alleen het contact wilde leggen en dat het verder een zaak tussen haar en de uitgever was. Ik nam contact op met Yasmine Allas. Waarom? Ten eerste vanwege de aanbeveling door Boermans en ten tweede omdat we weten dat je veel moet zoeken om af en toe iets te vinden. Je kunt niets afwijzen zonder het gelezen te hebben. Yasmine stuurde me een floppy waarop een kennis het verhaal had ingetikt. Het had de vorm van een hele lange monoloog. Het was spreektaal. Bijna kinderlijk eenvoudig. Soms ongeordend en onbeholpen. Alsof het rechtstreeks uit iemands mond was opgetekend. Verhaaltechnisch en literair gezien mankeerde er veel aan. Ook het onderwerp, de ondergeschiktheid van de vrouw in de islamitische cultuur, was niet nieuw. Maar, en daar gaat het in feite om, je voelde tussen de regels door een enorme kracht in de vertelling. We spraken af om eens over het boek te praten. Ik wilde weten wie ze was en wat haar plannen met schrijven waren. Yasmine Allas was verrast dat we er iets in zagen. Bijna wantrouwend. Toch maakten we een plan met het oog op een uitgave van de roman. Een jaar later was het zo ver. In dat jaar werd de monoloog bewerkt tot een roman. De stijl bleef eenvoudig, maar helder. De pretentie van het boek was niet literair. Het ging om het goede evenwicht tussen het thema en de mogelijkheden die Yasmine in de Nederlandse taal ter beschikking had. Hoewel het om een debuut ging, was het niet moeilijk aandacht voor het boek te krijgen. Of beter gezegd: voor de auteur. De media waren happig op deze jonge, aantrekkelijke, allochtone schrijfster die als eerste Somalische in Nederland met een roman kwam. En nog in het Nederlands geschreven ook. Bovendien sprak haar achtergrond tot de verbeelding: als veertienjarige generaalsdochter op de bonnefooi met haar bruidsschat uit huis vertrokken naar Saudie-Arabie en na allerlei omzwervingen in Nederland terechtgekomen, actrice et cetera. Ze nam bovendien geen blad voor de mond en deed rake uitspraken. Er kwamen meer interviews dan recensies. En de enkele kritieken waren voorzichtig positief over Idil, een meisje. Zonder uitzondering meldden ze het eenvoudige taalgebruik, de gedurfde kritiek op de positie van de vrouw in een islamitische samenleving en de passage over de besnijdenis van Idil, de hoofdpersoon. Die besnijdenis ging een leven op zich leiden. In interviews op radio, televisie en in kranten werd er steeds op ingehaakt. De media probeerde haar in een rol te duwen die de media goed uit kwam. Yasmine werd tot vervelens toe gevraagd voor forums en lezingen over het onderwerp. Tot ze alle medewerking aan discussies over besnijdenis weigerde. Ze wilde als schrijfster worden gezien en niet het imago krijgen van spreekbuis voor de beweging tegen de praktijken van vrouwenbesnijdenis. Idil, een meisje ging over het gevecht van een jonge vrouw om als volwaardig mens te worden geaccepteerd. Dat is wat ze wilde vertellen en dat alleen al leverde haar keiharde, negatieve reacties op vanuit de Somalische gemeenschap in Nederland. Toch ging ze door. | |
Tweede romanHet thema in haar tweede roman De generaal met de zes vingers, verschenen in januari 2001, gaat over de vlucht van een Afrikaans gezin en het aanpassingsproces in Nederland. Geen nieuw onderwerp in de literatuur, maar wel nieuw voor de auteur. Op het omslag | |
[pagina 18]
| |
van Idil, een meisje gebruikten we een foto van Yasmine met een bloedrode hoofddoek die voor dat doel in een studio was gemaakt. Voor haar tweede roman kwam ze zelf met het voorstel om zich naakt met sluiers op een Nederlands strand te laten fotograferen. Dat beeld klopte met de inhoud van het boek. Dus we kozen voor die omslag. Sterker nog: omdat we het een belangrijk boek vonden, gebruikten we de foto voor de cover van de aanbiedingsbrochure. De brochure was nog niet uit of Het Parool kon niet nalaten op te merken dat schrijfster en uitgever wel ergerlijk ver gingen in hun pogingen het boek te verkopen. De bekende treinkrant Spits schreef:
‘Uitgevers zijn slim. Als je een auteur hebt die vrouw, jong, mooi en ook nog multicultureel is, zet je haar natuurlijk bloot op de cover, slechts gehuld in een doorschijnende shawl, dansend op het Hollandse strand.’ De schrijfster was boos. Niet zozeer op de journalisten, maar meer nog op zichzelf. Omdat ze zo naïef was geweest te denken dat een boek op zijn eigen waarde zou worden beoordeeld en bijzaken er niet toe zouden doen.
Gelukkig is in de positieve recensies de nadruk op het boek gelegd. In vergelijking met haar debuut is de taal rijker en de stijl breder geworden. Ook de humor wordt niet geschuwd. Met De generaal met de zes vingers zet Yasmine Allas een nieuwe stap. En een volgende is in de maak. De positie van de islamitische vrouw en de problematiek van de vluchtelingen heeft ze in literaire zin achter zich gelaten. De volgende roman vormt zich in haar hoofd. Het gaat over twee vrouwen met totaal verschillende achtergronden die elkaar bij toeval ontmoeten, maar een bijzondere relatie ontwikkelen. Van die roman wordt door de auteur, de uitgever, de recensent en de lezer nog weer meer verwacht dan van de twee vorige. En terecht. Boeken moeten immers op hun eigen waarde worden beoordeeld. Dan is de vraag: ‘Multiculturele auteurs: de waan van de dag of een serieuze ontwikkeling?’ niet aan de orde. |