Als er thuis niet of nauwelijks gelezen wordt, dan wordt het vaak erg moeilijk om een leerling het plezier in het lezen van boeken bij te brengen. In fictie wordt namelijk een wereld ontsloten die ruimte biedt aan grensverleggende ideeën. De werkelijkheid wordt heel even of langdurig door elkaar geschud. Bij veel leerlingen levert het irritatie op als de werkelijkheid pootje gelicht wordt. Zij willen of kunnen daar niet verder op ingaan. Zij voelen zich meer verwant aan het visuele aspect van diezelfde, gefantaseerde werkelijkheid. Films winnen het bij deze groep leerlingen ruimschoots van het lezen van boeken.
Maar er is bij ongeveer tien procent van de leerlingen nog iets meer aan de hand. Zij zijn functioneel analfabeet en hebben grote moeite met technisch en begrijpend lezen. De leerlingen maken gebruik van allerlei hulpmiddelen - los van het lezen - om zich een deel van onze maatschappij eigen te maken. En dat levert bij hen gevoelens van onvermogen en irritatie op.
In de remediale uren verzucht een zo'n kind wel eens: ‘Het lukt me niet.’ Het kost hem dan veel moeite om de hoofdgedachte te ontcijferen. Begrippen als oorzaak en gevolg, middelen en doel zijn te grote abstracties. Maar ook wanneer je overgaat tot een concrete invulling of een ingezette strategie, dan blijkt na verloop van tijd dat dat beginnend begrip weer snel verdwijnt. Die leerlingen lezen vaak een tekst die zij in hun persoonlijke context plaatsen los van de inhoud van het verhaal. Het is vaak hun enige mogelijkheid om nog een beetje grip op de verhaallijn te krijgen.
Dit geldt niet alleen voor fictieve, maar ook voor niet-fictieve teksten. Hun reacties kunnen dan soms hard en ongenuanceerd zijn. Uitleg, rust en vertrouwen geven kan tot bijstelling van hun gedachten leiden.
In de eindtermen voor fictie in het vmbo staat voor de basisberoepsgerichte leerweg - en daar ging het voorafgaande grotendeels over - dat de opdrachten de kandidaten (=leerlingen) steun moeten bieden door een grote mate van voorstructurering. Dit lijkt me logisch, maar hoe? Hoe kunnen we deze leerlingen de juiste strategie aanleren om fictieve en nietfictieve teksten te begrijpen. En de middelen en de menskracht zijn beperkt in onderwijsland...!
Methoden werken veel met voorstructurering, omdat ze vaak een gemiddelde zijn. Dat is voor de docent ook gemakkelijk, want je kunt de antwoorden in het docentenboek precies volgen. Dat mag best, maar er is meer. De moeilijkheid voor dit type leerling zit 'm vaak in het vragen naar argumenten. Het vragen naar het ‘waarom’ levert vaak veel moeilijkheden op.
Ook vragen die verwijzen naar een eigen mening of naar een beoordeling worden als moeilijk en vaak als zinloos ervaren. Methoden proberen dit op te lossen door alvast een stukje van het antwoord te schrijven bijvoorbeeld: ‘Ik vind dit een mooi boek, omdat...’ Vaak werkt dat prima, maar er zijn leerlingen die echt niet weten wat ze dan moeten doen.
Als de vraag te open is, gaan de leerlingen de antwoorden herhalen. Een mogelijkheid is dan om precies aan te geven dat er bijvoorbeeld twee of drie voorbeelden of meningen gevraagd worden met een verwijzing door middel van een woord, bladzijde of passage uit een boek of tekst (‘vindplaatsen’). Zo wordt het zoekende lezen beperkt. Beperkingen aanbrengen en duidelijk zijn helpt hen gestructureerd verder te kunnen gaan.
Wat ook kan helpen is een blad te maken met de moeilijke woorden uit een tekst of boek en die vóór het lezen te laten opzoeken. Vooral bij boeken en teksten waar gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld geografische en historische namen is dit een mogelijkheid. Daarnaast kan het wijzen op het doorlezen ook verhelderend werken. Vervolgens kan er een grotere opdracht uit voortkomen door op internet of in de encyclopedie een dergelijk woord of begrip uit te diepen. Het gebruik van de computer werkt sowieso stimulerend voor deze leerlingen. Je werkt netjes, je kunt er spelfouten mee voorkomen, je kunt het geschrevene mooi vormgeven.
Zoekopdrachten op internet leveren problemen op als je niet precies weet waar je moet zoeken, of als de taal van een gevonden site te moeilijk is.
Auteurs kunnen richtlijnen geven voor internetgebruik in hun methoden.
Daarnaast is het van groot belang dat methodemakers planners bij de methode geven. Een leerling leert dan inzicht te krijgen in wanneer hij/zij wat moet doen. De planners die ik gezien heb, zijn vaak onoverzichtelijk. Laat deze leerlingen niet te veel noteren; ook hier kan van tevoren gestructureerd worden.