Redactioneel
Op donderdag 30 maart kopten de dagbladen dat het vmbo voor veel leerlingen te moeilijk zou zijn. Drie weken later berichtten ze dat staatssecretaris Adelmund vmbo-scholen de mogelijkheid geeft het examen te versoepelen. Die reactie mag al dan niet inhoudelijk adequaat zijn, de ingreep van de staatssecretaris representeert perfect de wijze waarop de overheid onderwijsbeleid voert: van boven af. ‘Lump sum’ is het etiket voor de bevoegdheid die de overheid de scholen verleent om het constante geldgebrek te beheren; ‘decentralisatie’ is de passe-partout waarmee die overheid het onderwijs steeds meer stuurt in organisatie (vmbo), didactiek (studiehuis) en inhoud (eindtermen en examenprogramma's).
Op vrijdag 17 maart organiseerde de Stichting Promotie Literaire vorming een kleine conferentie - een ‘salon’ - over literaire vorming in het vmbo. Deze Tsjip laat zien dat de SPL niet die van-boven-af-strategie van de overheid overneemt. Naast onderzoekers en bestuurders waren leraren uitgenodigd om over die literaire vorming van gedachten te wisselen, mogelijkheden te verkennen en voorbeelden te bezien. En het idee kwam op om bij een volgende gelegenheid ook de leerling een stem te geven. Deze SPL-aanpak erkent de expertise van de docenten en illustreert wat we uit innovatieonderzoek weten: veranderen van onderwijs kan niet zonder een actieve bijdrage van leraren.
De eerste vijf bijdragen in deze Tsjip zijn afkomstig van de ‘salon’. Dorus Luyckx schetst het vmbo in regelgeving en leerlingperceptie. Will van Riel formuleert zijn wensen als leraar. Ineke Guldemond doet verslag van haar onderzoek naar leeservaring van vmbo-leerlingen. Ze illustreert haar tekst met enkele leerlingportretjes, die als bijlage aan haar artikel zijn toegevoegd. En Joop Vinck laat zien wat de leesbevorderingscampagne Bazar voor het vmbo belooft.
Na deze presentaties volgt het beknopte verslag van de salon door Joke Hoogendoorn. Ze geeft aan hoe vier discussianten - Hannie Humme, Egge Dubbelman, Richard Edema en Anke Lavrijsen - op de presentaties reageerden.
Ze beschrijft de door Herman Verschuren en Joop Dirksen geëntameerde discussie over het SPL-beleid in dezen. De lezer krijgt zo een indruk van deze geslaagde dag - en zal dat niet alleen in dit, maar ook in komende nummers nog wel merken.
De (vmbo-)leerling en diens literaire vorming staan ook centraal in andere bijdragen. Anke Lavrijsen legt uit waarom haar leerlingen Evert Hartman prefereren boven [mme Dros. Inge Piena legt uit hoe de verfilmde roman De kleine blonde dood bruikbaar is in vmbo-4. Will van Riel presenteert een e-mailinterview met schrijver Wim Daniëls over diens ervaring als ‘schrijver in de vmbo-klas’.
En verder bevat deze Tsjip de column van Jacques de Vroomen. Nicolien Montessori vervolgt haar reeks over Spaans-Amerikaanse literatuur. Octavie Wolters verschaft ons inzicht in haar ervaringen met een leeskring ouderen. Dick Schram bespreekt onderzoek naar literatuuronderwijs, Alfons Andriessen recenseert een literair-theoretisch leerboek en Cor Geljon een uitgave voor het onderwijs van zestiende- en zeventiende-eeuwse liedjes. Walter Schlundt Bodien en Fransje Nelck-da Silva Rosa belichten verschillen tussen lezende leerlingen vanuit ontwikkelingspsychologische gegevens en verbinden daar didactische aanwijzingen aan. Voorts treft de lezer aan de rubrieken ‘Leeswijzer’, ‘Na schooltijd’ en ‘Agenda’.
Al bij al een - naar mijn leeservaring - boeiende Tsjip. Een Tsjip die tot stand kwam met hulp van velen. Ik noem met name gastredacteur Will van Riel en dank hem voor zijn hulp en ideeën.
Verder wil ik in dit redactioneel breken met een verkeerde gewoonte. De Tsjip-beeldredactie wordt nooit eens gefêteerd. Was het vorige nummer stimulans voor de creativiteit van Sacha Odenhoven, nu heeft Frank Tarenskeen zich ingezet om het woord met het beeld te verbinden. Hun beiden zij dank, niet alleen voor nu, maar ook voor hun andere - eerdere en komende - bijdragen.
Piet-Hein van de Ven