| |
| |
| |
Véronique Damoiseaux
Van cultuurbeleving tot documentatiecentrum
Het educatief aanbod van het Bijbels Openluchtmuseum en het Catharijneconvent
Culturele activiteiten vormen straks, na de invoering van de tweede fase, een vast onderdeel op het schoolprogramma. Voor veel musea biedt dit, na de invoering van de basisvorming, nieuwe kansen om jongeren over de drempel te trekken. Het advies van de overheid de blik op schoolgaande jongeren te richten, heeft de museumwereld zich inmiddels ter harte genomen (zie ook Externe Betrekkingen) en de educatieve programma's spitsen zich dan ook hoe langer hoe meer toe op het Voortgezet Onderwijs: het publiek van de toekomst.
Annegien Canoy, sinds een jaar hoofd Communicatie bij het Bijbels Openluchtmuseum bij Nijmegen, is zich bewust van de kansen die de veranderingen in het onderwijs bieden. En ook Saskia van Haaren, anderhalf jaar geleden als educatief medewerkster in het Catharijneconvent te Utrecht aangesteld, is positief gestemd over de educatieve toekomst van het museum. Met beiden sprak ik over het aanbod voor de scholen nu en plannen voor de komende jaren.
| |
I Het Bijbels Openluchtmuseum, Heilig-Landstichting
Het is begin december en, hoewel midden op de dag, donker, mistig en nat. Aan het eind van de lange oprijlaan van het Bijbels Openluchtmuseum, gelegen in de bossen bij Nijmegen, ligt als een schaduw het hoofdgebouw van het museum, zichtbaar door de vele kerstverlichting. Het park waarin het buitenmuseum ligt, is gedurende de winter gesloten en ligt er verlaten bij. Een heel andere sfeer dan tijdens warme zomerdagen, als bezoekers in groten getale over de paden dwalen en Grieken en Romeinen de oosterse straat bewonen. Binnen heeft de vaste expositie tijdelijk plaatsgemaakt voor een grote verzameling kerststallen uit verschillende werelddelen. In januari zal hier weer de permanente expositie over de geschiedenis van de bijbel ‘In het spoor van Abraham’ te bezichtigen zijn.
| |
Gezamenlijke wortels
Het Bijbels Openluchtmuseum presenteert zich heel expliciet als een educatief museum. ‘Wij willen het publiek inzicht bieden in de culturele werelden die een belangrijke rol spelen in de Bijbel,’ legt Annegien uit. ‘Maar we belichten ook aan de hand van archeologische objecten, foto's van bijvoorbeeld dorpen en opgravingen, maquettes van belangrijke steden of gebouwen, heldere teksten en videobeelden, de geschiedenis van het Heilige Schrift -hoe en waar is de bijbel eigenlijk tot stand gekomen? en het ontstaan van de koran, het heilige boek van de Islamieten. Als je je verdiept in de geschiedenis van de tora, de bijbel en de koran, dan ontdek je dat de daaraan verbonden godsdiensten, het jodendom, het christendom en de islam, veel gemeen hebben.
| |
| |
Vooral nu onze samenleving uit steeds meer verschillende bevolkingsgroepen bestaat, met heel andere culturele en religieuze achtergronden, is het belangrijk om te kijken naar de gezamenlijke wortels. Wij streven ernaar de informatie over deze godsdiensten op zo objectief mogelijke wijze weer te geven. We willen openheid creëren voor verschillende levensbeschouwingen, zonder daarin een positie in te nemen.’
‘Veel mensen hebben een verkeerd beeld bij het Bijbels Openluchtmuseum. Zij denken dat het vooral voor gelovigen bedoeld is, herinneren zich een bezoek met oma, en denken dat hier weinig te beleven valt. Dat strookt absoluut niet met het levendige karakter van dit museum. Gelukkig denkt niet iedereen er zo over en we zien aan de stijgende bezoekerscijfers dat het imago wel aan het veranderen is.’ In de loop van de laatste decennia is dan ook het nodige veranderd, zowel in het hoofdgebouw als buiten, in het museumpark.
| |
Het leven in de tijd van Jezus
Het Bijbels Openluchtmuseum kent een vrij lange geschiedenis. In 1911 werd de Heilig Land Stichting opgericht door pastoor Suys. Hij wilde een grote kerk, de basilica van het Heilig Hart, laten bouwen met daaromheen een pelgrimsroute die langs gereconstrueerde bouwwerken uit het Heilig Land zou voeren. De bouw van de kerk is nooit verder gekomen dan het voorportaal, dat nu dienst doet als expositieruimte, en het voorhof. Maar de pelgrimsroute kwam er wel.
Het Oosters dorp, waar de route begint, werd gebouwd naar voorbeeld van het Palestijnse dorp El Hosson, waar van 1906 tot 1911 de kunstenaar Piet Gerrits woonde. Uit de grondige (archeologische) studies die hij tijdens zijn diverse verblijven in Palestina uitvoerde, bleek dat de huizenbouw in het Oosten van rond de eeuwwisseling niet veel verschilde met die uit het begin van onze jaartelling: de reconstructies in het buitenmuseum, grotendeels gebaseerd op zijn tekeningen, geven dan ook een aardig beeld van de woningbouw in de tijd van Jezus.
Tekening van een dorp in Palestina, gemaakt door Piet Gerrits
| |
| |
In het dorp bevinden zich onder meer een synagoge en diverse werkplaatsen. De bezoeker trekt vervolgens via het tollenaarshuis, de Oosterse herberg en het vissersdorp naar een hellenistische straat.
Tot in de jaren zestig had het park een devotioneel karakter: de pelgrimsroute gaf een beeld van het leven ten tijde van Jezus. De evangeliën in het nieuwe testament zouden zo meer tot de verbeelding spreken, wat een verinnerlijking en verdieping van het Christelijke, katholieke geloof tot gevolg zou hebben. ‘We nemen nu wat meer afstand van die devotionele benadering,’ benadrukt Annegien. ‘De cultuurhistorische achtergronden van de bijbel krijgen nu veel meer aandacht.’
Het accent ligt in het buitenmuseum op de twee eeuwen voor en na het jaar nul, een periode waarin diverse belangrijke beschavingen elkaar beïnvloedden in het Heilige Land. In de hellenistische straat stapt de bezoeker compleet ingerichte huizen binnen van Assyriërs, Grieken, Romeinen en Egyptenaren. In verschillende ruimten zijn tentoonstellingen ingericht met informatie over aspekten van huiselijke en culturele aard. In de zomer is de straat regelmatig ‘bewoond’ en worden lang vervlogen tijden tot leven gewekt: in ‘originele’ kleding gehulde figuranten informeren jong en oud over de gebruiken uit het begin van onze jaartelling. Een ieder kan kennis maken met diverse ambachten, Romeinse spelletjes spelen, Griekse theatermaskers maken, leren schrijven in hiëroglyfenschrift en nog veel meer. In het bedoeïenkamp wordt men gastvrij en volgens oud gebruik ontvangen met versgebakken brood, thee en verhalen.
| |
Land van Melk en Honing
Voor het onderwijs is met name het buitenmuseum erg aantrekkelijk: hier komt de bijbelse wereld tot leven, waardoor de gebeurtenissen en personages in de Heilige Schrift in hun (reconstrueerde) oorspronkelijke omgeving kunnen worden geplaatst. Om de docent wegwijs te maken in het uitgestrekte park, is een museumgids samengesteld met de nodige achtergrondinformatie. Aangeraden wordt om het bezoek met de leerlingen voor te bereiden. De docent kan daarbij gebruik maken van verschillende videobanden - over het museum zelf, maar ook over de geschiedenis van de bijbel- en divers schriftelijke materiaal.
Heel informatief is de losbladige themamap ‘Land van Melk en Honing’, waarin thema's als ‘Het leven in de dorpen’, ‘kleding in Palestina’, ‘de synagoge’ en ‘De oudste Christelijke kerkgebouwen’ worden behandeld. Regelmatig wordt daarbij verwezen naar fragmenten uit de bijbel. Zo lezen we in de themabrief over de ‘Bedoeïnen’ dat dit woord afkomstig is van het Arabische Badw, ‘woestijn’, en dat Abraham samen met zijn vrouw en al zijn bezittingen door de woestijn trok: ‘Abraham was erg rijk. Hij had een grote veestapel en veel zilver en goud. Hij reisde in etappes van de Negebwoestijn naar Betel.’ (Genesis 13, 1-3). Abraham beschikte over runderen en ezels: de kameel, het ‘schip der woestijn’ was in zijn tijd nog niet geïntroduceerd. Voorts wordt uitgebreid beschreven hoe de bedoeïnen hun leven inrichtten.
| |
| |
Opvallend is bijvoorbeeld dat met name vrouwen in de nomadencultuur een zwaar bestaan leiden: zij weven de tenten van geitenhaar, bouwen de tenten op, sprokkelen hout (of kamelemest) voor het vuur, bakken het ongedesemde brood, melken de geiten en voeden de kinderen op. De mannen hoeden het vee, zetten volgens rituele handelingen koffie, ontvangen gasten, vergaderen over de plaats waar ze heen zullen trekken en maken muziek of luisteren naar gedichten. Trekken ze verder, dan zijn het de vrouwen die de tenten opbreken. Een taakverdeling die in de klas tot de nodige discussies kan leiden.
Overigens is ook deze cultuur aan verandering onderhevig. Op foto's in het catalogusboekje Bedoeïenen, gastvrijheid in de woestijn staat een bedoeïenensjeik met een limousine en een pick-up truck bij zijn tent. Op andere foto's zien we dat de geitenharententen inmiddels zijn vervangen door daken van golfplaat.
De themabladen maken het mogelijk één of meer onderdelen van het museum diepgaand te behandelen. Helaas zijn geen didaktische tips of uitgewerkte lesprogramma's opgenomen om direkt in de klas aan de slag te kunnen. Maar de teksten zijn helder en duidelijk geschreven, waardoor niet alleen docenten, maar ook leerlingen uit het voortgezet onderwijs, die infomatie zoeken voor een werkstuk, referaat of presentatie, hiervan gebruik zouden kunnen maken.
| |
Rondleidingen op maat
Leerlingen kunnen ook een rondleiding krijgen. Door een museummedewerker (en in dat geval kan de leraar zijn wensen kenbaar maken) of door de docent zelf. Annegien: ‘Dat laatste heeft natuurlijk als voordeel dat de leraar het bezoek bij de les kan laten aansluiten, het niveau kan aanpassen bij dat van de
| |
| |
klas, en onderwerpen die hij belangrijk vindt, kan benadrukken. Maar dat is, door de uitgestrektheid van het museum en de grote diversiteit aan culturen en onderwerpen die behandeld worden, niet eenvoudig. Om het voor docenten aantrekkelijker te maken zelf hun leerlingen te begeleiden, zijn we bezig met het samenstellen van een “doe-het-zelf”-rondleiding. Over alle onderdelen in het buitenmuseum wordt heldere schriftelijke informatie verstrekt. Op duidelijke tekeningen staat aangegeven waar en in welke volgorde de docent ter plekke zijn verhaal kan vertellen. Hij kan nu zelf kiezen waar hij accenten legt of welke onderdelen hij liever overslaat.’
In de handleiding, die vanaf de opening van het buitenmuseum in maart 1997 verkrijgbaar is in het museum, zijn ook bijbelfragmenten opgenomen in relatie tot wat er in het buitenmuseum te zien is. Het herdersveld, waar uit Palestina geïmporteerde geiten grazen, geeft, ondanks de beperkte afmetingen, een goede indruk geeft van de terrasvormige, door muurtjes onderbroken velden in Israël en Jordanië. Veel teksten in de bijbel zijn ontleend aan het herdersleven en we kunnen ons hier beter voorstellen, waarom Jezus zichzelf in Johannes 10,11 ‘de goede herder’ noemt. In de vroeg-christelijke kunst werd dit één van de belangrijkste motieven van het christendom.
| |
De Verbeelding van God
Natuurlijk hoeft een docent niet het hele museum te bezoeken (en als hij onderdelen diepgaand wil behandelen is dat ook haast onmogelijk, zoveel is er te zien en te beleven). Hij kan ook onderdelen selecteren die passen in zijn les geschiedenis, klassieke talen, literatuur, godsdienst of straks culturele en kunstzinnige vorming: over een brede scala aan onderwerpen heeft het museum achtergrondinformatie of literatuurlijsten die de docent of de leerling verder helpen bij het maken van lessen of werkstukken.
Voor het komend jaar staat een vernieuwing van het huidig educatief materiaal op het programma. Op de planning staat onder andere een verfraaiing van de opmaak van de themabrieven, die er nu, hoewel helder en duidelijk van taal, kleurloos en weinig aantrekkelijk uitzien. Maar ook over heel nieuwe onderwerpen wordt nagedacht. Annegien Canoy: ‘Lange tijd heeft het museum zich gedistantieerd van een te grote nadruk op het religieuze kader van de bijbel, waardoor het educatief materiaal sterk gericht is op culturele aspekten in de bijbel. We scharen ons dan ook onder de historische musea. Het belang van archeologische opgravingen zie je in de meeste tentoon-stellingen terug. Maar de aandacht voor de bijbel is de laatste tijd weer gegroeid. Daar probeert het museum op in te spelen door ook de inhoud van de bijbel te betrekken in exposities en educatief materiaal.’
Niet alleen aan bijbelkennis schort het nogal bij jonge mensen. ‘Zij kunnen zich ook bij God niets meer voorstellen: de oude man met de baard is van andere tijden,’ constateert Annegien. ‘Vanaf april is hier een tentoonstelling te bezichtigen over de verbeelding van God in verschillende tijden, met educatief materiaal, dat jongeren zal stimuleren met elkaar te praten over hún Godsbeeld.’
| |
| |
Verder zal een vragenlijst voor verschillende niveaus worden samengesteld bij de vaste expositie ‘In het spoor van Abraham’, zodat leerlingen van diverse leeftijdsgroepen min of meer zelfstandig de geschiedenis van de bijbel kunnen bestuderen.
| |
Hét onderwijs bestaat niet
Dat het museum succes boekt in het onderwijs, blijkt wel uit de cijfers: jaarlijks bezoeken zo'n 25.000 leerlingen uit Nederland, Duitsland en België het Bijbels Openluchtmuseum. ‘Scholen hebben inmiddels ontdekt hoe leerzaam, maar ook hoe leuk het museum is. Meestal blijven ze een dagdeel: de combinatie van het binnenmuseum en museumpark is erg aantrekkelijk. De diverse presentatietechnieken zorgen ervoor dat iedereen op een voor hem geschikte manier geïnformeerd wordt over de bijbelse wereld. Hét onderwijs bestaat niet,’ benadrukt Annegien nogmaals, ‘Ervaring leert dat iedere docent zijn eigen keuzes maakt.’
| |
II Museum Catharijneconvent, Utrecht
In een prachtig 15de-eeuws kloostergebouw in hartje Utrecht vindt Museum Catharijneconvent onderdak. Een mooiere lokatie kan dit museum zich eigenlijk niet wensen: in deze toepasselijke omgeving wordt sinds 1979 de geschiedenis van het Christendom tot heden en ontwikkelingen in de kerkgeschiedenis belicht. Schilderijen, tekeningen en prenten met bijbelse en religieuze taferelen, oude handschriften, kerkelijke gewaden, gouden en zilveren voorwerpen en katholieke en protestantse kerkinterieurs geven inzicht in de religieuze beleving in diverse tijden. Het spreekt welhaast voor zich dat de aandacht daarbij vooral uitgaat naar de Middeleeuwen, toen het leven en de bijbel onlosmakelijk met elkaar verbonden waren.
Saskia van Haaren, educatief medewerkster in het museum, realiseert zich, evenals Annegien Canoy, dat we nu in een heel andere tijd leven: ‘Steeds minder mensen zijn op de hoogte van godsdienstige gebruiken, symbolen, verhalen, ja, zelfs feesten. Velen weten niet meer welke gebeurtenis met Pasen gevierd wordt. De meesten hebben de bijbel nooit gelezen. Daarmee moeten we rekening houden in dit museum: veel mensen, vooral jongeren, missen achtergrondkennis om de betekenis te begrijpen van de dingen die ze hier zien. Het verhaal dat de voorwerpen met elkaar verbindt, de geschiedenis dus van het christendom, zal daarom meer aandacht moeten krijgen.’
| |
Priesterpoppen gehuld in kazuifels
Dat verklaart deels waarom het publiek voor een groot deel uit ouderen bestaat en jongeren het museum veel minder bezoeken. ‘De kerststal trekt nu natuurlijk weer veel kinderen,’ vertelt Saskia. ‘Maar vooral voor jonge mensen leeft het museum niet echt. Als je de trappen afgaat, kom je in een donkere kloostergang: het licht is getemperd ter bescherming van het textiel, de gewaden hangen op stokken, onbekende voorwerpen liggen in glazen vitrines: het geheel is erg statisch, waardoor jongeren al vlug afhaken. Dat is jammer,
| |
| |
want we merken dat kinderen die in schoolverband komen, en zo komen de meesten, het toch leuk vinden.’
Zojuist verscheen van haar hand de beleidsnota Educatie in het Catharijneconvent: als het aan Saskia ligt, verandert er wel het een en ander aan de presentaties; worden priesterpoppen gehuld in kleurrijke en rijkversierde kazuifels, kunnen leerlingen straks wierook ruiken en luisteren naar Middeleeuwse muziek, worden voorwerpen in hun oorspronkelijke omgeving geplaatst en geven videobeelden en diaseries de nodige achtergrondinformatie om inzicht te krijgen in de geschiedenis van het christendom en de kerk. Gemakkelijk zal dat niet gaan en voorlopig zoekt ze dan ook andere wegen om jongeren over de drempel te krijgen. In de nota gaat daarom, geheel naar de wens van Nuis en Netelenbos, veel aandacht naar manieren waarop de collectie toegankelijk kan worden gemaakt voor het onderwijs.
| |
Kerndoelen
Het moet gezegd: het Catharijneconvent heeft zijn huiswerk gedaan. Aan de nota gaat een grondige inventarisatie van de wensen en behoeften in het onderwijsveld vooraf: niet alleen zijn gesprekken gevoerd met docenten in het lager en middelbaar onderwijs, maar ook met medewerkers van de Utrechtse schoolbegeleidingsdienst, het Nederlands Instituut voor Kunsteducatie (LOKV), het Instituut voor Kunstzinnige Vorming (IKV), de Utrechtse lerarenopleidingen en diverse musea waar inmiddels de nodige ervaring is opgedaan met het ontwikkelen van educatief materiaal voor scholen, zoals het Museon in Den Haag, het Stedelijk Museum de Lakenhal te Leiden en het Amsterdams Historisch Museum (zie Tsjip 6/1 over de KIVO-projecten). Saskia nam de kerndoelen van geschiedenis, godsdienst/levensbeschouwing en de beeldende vakken onder de loep (‘daar sluit de collectie het best bij aan’) en bestudeerde (kunst)geschiedenismethodes om een beeld te krijgen van de onderwerpen die op scholen worden behandeld. Het resultaat mag er zijn: zowel inhoudelijk als didaktisch is in kaart gebracht wat het museum voor alle lagen van het onderwijs kan betekenen. Een reeks adviezen ligt op tafel, het museum kan aan de slag.
| |
Meer illustraties en kleuren
Dat betekent niet dat er tot op heden niets voor de scholen werd gedaan. Integendeel. Al jaren stelt de educatieve dienst, net als die van het Bijbels Openluchtmuseum, informatieve thematische vouwbladen en wandelroutes samen. Daarin worden diverse voorwerpen uit het museum met een verhaal aan elkaar verbonden en wordt naar secundaire literatuur verwezen.
‘Zowel individuele bezoekers als docenten en leerlingen maken van de vouwbladen gebruik,’ vertelt Saskia. ‘De laatsten vooral voor het maken van werkstukken in de hoogste klassen van het havo en vwo. Daarom doen thema's als “Harmonium en Heilig Hart”, over de verzuiling in Nederland, “Duivels”, “Kloosters” en “Kerstening” het zo goed. Dat zijn onderwerpen die hen aanspreken of die de docent wil behandelen in de klas. We zijn nu bezig met het herdrukken van de bladen in de vernieuwde huisstijl. Van sommige moet het
| |
| |
taalgebruik worden verklaard of aangepast, want dat is hier en daar wel wat moeilijk. Vooral onderwerpen die ook voor de lagere klassen interessant zijn, zoals het verschil tussen katholieken en protestanten of Christelijke feesten, moeten in eenvoudiger taalgebruik worden geschreven. Bovendien wordt de opmaak wat luchtiger en gaan we meer met illustraties en kleuren werken, zodat de bladen er aantrekkelijker uitzien.’
Ook over nieuwe thema's wordt natuurlijk nagedacht. Zo zal de rode draad in de collectie in een introductievel over de geschiedenis van het Christendom worden belicht.
| |
Gebruik maken van visuele bronnen
‘De meeste scholen komen voor informatie over de kerkgeschiedenis, met name het verschil tussen katholieken en protestanten en de Reformatie,’ vertelt Saskia. Ook de korte projecten die voor de onderbouw en eindexamenklas van het voortgezet onderwijs zijn ontwikkeld gaan over deze onderwerpen.
De helft van de -in totaal vijftig- middelbare schoolgroepen kwam vorig jaar in het kader van het eindexamenonderwerp geschiedenis: ‘De opstand in de Nederlanden’. Het Catharijneconvent stelde opdrachten samen voor vbo/mavo en havo/vwo. Na de examenvoorbereiding in de klas en een korte rondleiding langs diverse relevante voorwerpen in het museum, moesten de leerlingen zelfstandig aan het werk. Aan de hand van opdrachten werden gedurende een uur drie kunstvoorwerpen bestudeerd, geïnterpreteerd en onderling vergeleken. Ook over de positie die kunstenaars innamen in de strijd tussen katholieken en protestanten, werden vragen gesteld. Zo leerden leerlingen niet alleen kennis vanuit de klas toepassen in het museum (waartegen protesteerden de protestanten?), maar ook om kritisch gebruik te maken van visuele bronnen (tot welke partij behoort de informatieverstrekker?). Gezien het succes, zal het Catharijneconvent ook dit jaar opdrachten samenstellen om de eindexamenstof rondom het thema ‘Europa en de buitenwereld’ in het museum te trainen.
Saskia: ‘Vragenlijsten doen het goed in het onderwijs. Daardoor leer je gericht kijken, zelf informatie halen uit de voorwerpen.’ Voor de tweede klas heeft het museum de speurtocht ‘Op zoek naar ketters en papen’ samengesteld: in dat jaar wordt de Reformatie behandeld, waar de opdrachtenroute bij aansluit. De tocht leidt door het hele museum, maar de opdrachten vormen duidelijk een verhaal. Om beter aan te sluiten bij de basisvorming zal in de handleiding worden vermeld bij welke kerndoelen het project aansluit.
Het speuren door het hele museum is echter minder goed bevallen. Daarom zal de opzet van het eindexamenproject ook voor de lagere klassen worden gebruikt: niet te veel, slechts een enkele zaal en in groepjes werken. Uit de gesprekken met docenten bleek bovendien dat er grote behoefte bestond aan lessuggesties voor voorbereidende lessen en een overzicht van (schriftelijke) bronnenmateriaal. Diverse onderwerpen die ook nu al ‘goed lopen’ wachten inmiddels op uitwerking tot een ‘Projectpakket Basisvorming’. Het museum streeft ernaar iedere twee jaar zo'n project samen te stellen.
Het Catharijneconvent zit niet stil. Met verschillende partners in de stad is het museum in gesprek over de invulling van een omgevingsproject Cultu-reel
| |
| |
Erfgoed, bedoeld voor de invulling van het vak CKV1. ‘De meeste scholen die ons museum bezoeken komen uit de regio Utrecht. We willen met dit project, dat overigens nog in de kinderschoenen staat, leerlingen en docenten stimuleren meer gebruik te maken van hun culturele omgeving,’ vertelt Saskia. ‘Samen met het IVLOS, de universitaire lerarenopleiding waar we veel mee samenwerken, zijn we in gesprek met het Centraal Museum, maar ook het gemeentearchief, de bibliotheek en de schouwburg willen we bijvoorbeeld erbij betrekken.’ Het project zal aansluiten bij diverse vakken, waaronder aardrijkskunde en geschiedenis.
Opvallend vaak worden in de nota termen gebruikt als ‘vakoverstijging’, ‘zelfstandig werken’ en ‘documentatiemateriaal’. Daar ligt dan ook de wens van Saskia: ‘Het liefst zou ik een documentatieruimte inrichten, waar leerlingen, maar ook individuele bezoekers, gebruik kunnen maken van boeken, tijdschriften en artikelen, door ons geschreven thematische informatie zoals de vouwbladen, maar ook van computers en nieuwe media als CD-Roms, waardoor de collectie ook via beeld toegankelijk wordt gemaakt, en internet. Ze zouden dan voor de voorbereiding van referaten, werkstukken en scripties vanuit de thuis- of schoolsituatie gebruik kunnen maken van onze informatie en hier zelfstandig onderzoekjes kunnen doen. Gezien de ontwikkelingen in het onderwijs zoals de invoering van het studiehuis ligt dáár de toekomst van het museum!’
De heilige Catharina, afgebeeld met zwaard en wiel
| |
Het scheppingsverhaal
Terwijl het Catharijneconvent door het voortgezet onderwijs regelmatig wordt bezocht, zetten tot nu maar weinig lagere scholen voet over de drempel. Saskia zou daarin graag verandering zien en heeft ook wel ideeën over de manier waarop dat zou kunnen. ‘Samen met het Instituut voor Kunstzinnige Vorming en Pabo Domstad gaan we een leskist samenstellen, waarmee docenten uit het basisonderwijs samen met hun leerlingen het museumbezoek kunnen voorbereiden. Het thema is nog niet vastgesteld, maar ik denk wel dat we aan kinderen meer verhalen moeten vertellen, de bijbel zelf levend moeten maken. Bij schilderijen vertellen wie de drie koningen zijn, wie Jezus is en Maria. Het scheppingsverhaal vertellen. Veel kinderen krijgen dat van thuis niet meer mee. Voor een goed begrip van wat hier te zien is, is die kennis onont-beerlijk.’
Voor meer informatie kunt u bellen of schrijven naar de betreffende musea:
Bijbels Openluchtmuseum, Profetenlaan 2, 6564 BL Heilig Landstichting 024-3229829.
Museum Catharijneconvent, Nieuwegracht 63, Postbus 8518, 3503 RM Utrecht 030-2313835.
|
|