fragmenten in de mis werden aangeboden en die ik naast het Latijn in het Nederlands kon volgen.
De kracht van die liturgie was dat ze de ronde van het kerkelijk jaar volgde, zodat door de herhaling de teksten zich nestelden in je geheugen, voornamelijk teksten uit de evangeliën en het boek der openbaring.
Ik was natuurlijk vrij abnormaal in mijn belangstelling voor liturgie. En als jongetje in Amsterdam levend temidden van vriendjes die “niks” waren, zoals we dat noemden, moest ik mij van tijd tot tijd krachtig verweren tegen hun opmerkingen, bijvoorbeeld waarvoor nu toch die communie diende, de kazuifels, dat gedoe met het wierookvat, etcetera. Ja, je werd als noordelijke katholiek vanzelf anders dan de katholieken hier en in het zuiden: strijdbaarder, calvinistischer ook.’
U hebt u weinig gelukkig getoond met de veranderingen die de katholieke liturgie sedert het concilie van 1963 heeft ondergaan in een poging om het tij te keren en de kerk ‘dichter bij de mensen’ te brengen door de volkstaal in te voeren en de noden van de wereld een centrale plaats te geven in gebed en lied.
‘Ik vind het een rámp. Iedere zondag is het anders, telkens vinden ze het wiel uit, terwijl daar een schitterend scenario ligt van teksten en handelingen dat eeuwen van beproeving heeft doorstaan. Ik ben ervan overtuigd dat het vrijlaten van de liturgie een poging tot zelfmoord van de Roomse kerk is geweest. Ze is nog gelukt ook, want met die veranderingen, begeleid door blokfluit, gitaar en synthesizer, hebben ze geen kind weten te houden, geen vreemdeling weten binnen te halen en de liefhebbers van de klassieke Romeinse liturgie van zich vervreemd. Liturgie is niet zomaar een spel, het is de zichtbare en hoorbare theologie. Als je die gaat veranderen, verkondig je in wezen plotseling een andere theologie. Zoals nu bijvoorbeeld in veel gevallen het accent komt te liggen op de maaltijd, met breken en delen.’
De invoering van de volkstaal - men deed dat in Duitsland al veel langer - leek toch een edele poging de liturgie dichter te brengen bij mensen die geen Latijn verstaan? En dat zijn er nú wel erg veel geworden.
‘Het is misschien flauw, want in gesprekken als deze begint iederéén over zijn moeder, maar ik zal je zeggen: mijn moeder kende geen létter Latijn, maar ze zong alles mee en ze wist heel goed waar het over ging. Geen missaal of naast de Latijnse tekst stond de Nederlandse. Bovendien is het een misvatting te denken dat je moet begríjpen waarover het precies gaat. Je moet juist kunnen beleven dat het goddelijke te groot is om het te bevatten. Zo gauw het namelijk wél te bevatten is haal je het mysterie eruit. Dan ontneem je de mens de mogelijkheid om te reiken naar iets.
Wanneer u zich nu als docent Nederlands ter voorbereiding op de Boekenweek met dat verfoeide thema ‘Mijn God’ bezig moest houden, wat zou u dan op zijn minst kiezen?