componenten van een eigentijdse spiritualiteit.’ Aldus Antoon Vergote in Profielen van een hedendaagse spiritualiteit.
Het woord ervaring hangt inderdaad in de lucht. Ook bij discussies rond het boek van James Redfield speelt het bewust of onbewust een belangrijke rol. Om die discussie wat aan te scherpen lijkt het mij dienstig om de begrippen geloofservaring en ervaringsgeloof hiermee in verband te brengen.
Ervaring is een mooi nederlands woord voor ondervinding of beleving. Daar zit het woord varen in, het oude woord voor gaan. Ervaren betekent: ergens doorheen (er-) gaan (varen); je moet door veel plaatsen, tijden en gebeurtenissen zijn heengegaan om ervaren te heten. Veel mensen verlangen vandaag naar intense ervaringen. Misschien als reactie op de vervlakking in henzelf en om hen heen.
Er zijn veel dagelijkse ondervindingen waar we nauwelijks acht op slaan, maar er zijn ook belevenissen die onuitwisbaar zijn en van beslissend belang. Zulke ervaringen noemen we top- of piekervaringen. Misschien dat deze, als ze worden beschreven, op anderen niet zoveel indruk maken, maar voor wie ze ondergaan is dat heel anders; ze kunnen een heel leven doorwerken. Iedereen beleeft wel eens zoiets als een topervaring, maar de meesten weten daar niet goed raad mee. Ze hebben die nooit met anderen gedeeld, omdat ze het niet wisten te verwoorden. Toch is het veel nabijer en ‘gewoner’ dan men denkt. Een persoonlijke ervaring: het speelde zich af hier in Egmond.
Ik was een jonge novice van twintig jaar en zat op mijn cel mij voor te bereiden op een les. Ik woonde aan de westkant van het gebouw en op een gegeven moment kijk ik uit het venster over de wei heen en zie daar bij de huizen aan de overkant een vrouw bezig de was op te hangen. Ik kon op die afstand helemaal niet zien wie ze was. De zon scheen en het was heel vreedzaam. En toen gebeurde het. Ik kan het niet beschrijven, ik kan alleen maar zeggen dat het zo'n intensiteit van ervaring was, van bestaan en van zijn, dat ik er een bonzend hart van overhield. Dat is eigenlijk het enige wat ik ervan zeggen kan. Het ging niet om die vrouw, het ging ook niet om wát ik zag, maar dát ik zag, en dat ik bestond en dat alles bestond. Het was een ervaring die mij fascineerde en opwond, en die mijn hart liet bonken.
Jaren later las ik een dagboeknotitie van Eugène Ionesco, waarin ik iets herkende: ‘Ik was zeventien jaar. Op een dag wandelde ik door een provinciestad, in de maand juni, 's morgens. Plots kwam de wereld mij voor als verheerlijkt, zó dat een overweldigende vreugde mij aangreep en ik tot mezelf zei: wat er ook gebeurt, nu wéét ik. En ik zal me dat moment altijd blijven herinneren. Ik zal dan ook nooit helemáál wanhopig zijn. Ik kan u niet vertellen wat het was, omdat het echt niet te vertellen is. Er was zoiets als een verandering in de aanblik van de stad zelf, van de wereld, van de mensen. De hemel leek me dichterbij, bijna tastbaar. Het enige wat ik kan zeggen is: intensiteit, aanwezigheid, licht. Met die woorden kan men het min of meer weergeven. Maar een definitie is niet mogelijk.’
Waarom ik dit vertel? Omdat dit soort ervaringen voor mensen ook een uitgangspunt is voor religiositeit. Het zijn dingen die voorvallen, dingen die