of een krantebericht zijn dat je tot nadenken aanzet. Houd de komende week eens bij of er zich situaties voordoen waarbij je je vragen gaat stellen, die boven de feiten uitgaan. Als dat niet lukt probeer je dan enkele situaties voor te stellen waarbij dat zou kunnen gebeuren.
3.3. Denk je dat er antwoorden bestaan op dit soort vragen en waarom? Zijn die antwoorden definitief en universeel?
4. Op bladzijde 22 vergelijkt Gaarder het universum met een wit konijn en de mensen met piepkleine beestjes die diep in de vacht van het konijn wonen. Hoe bedoelt hij dat?
4.1. Waar zou jij je het liefst bevinden als je een beestje op die konijnevacht was? Waarom?
4.2. Waarom willen filosofen omhoof klauteren langs de haartjes?
4.3. Wie is de grote goochelaar?
4.4. Waarom noemt Sofie haar moeder ‘stom’? (blz. 28) Vind je dat terecht?
4.5. Ik sprak laatst Sofie's moeder en zij zei me dat ‘met die filosofie de ellende pas begonnen was voor Sofie’. En dat terwijl Sofie zegt dat ze gered is door Alberto! (blz. 28) Wie van de twee heeft gelijk en waarom?
5. Op bladzijde 223 tot 228 legt Gaarder op meesterlijke wijze de dynamiek van Galilei uit. Het experiment van de knikker op een hellend vlak laat zich gemakkelijk in de klas uitvoeren. Daarna is het interessant om de bewuste passage te lezen.
5.1. Galilei was meer een natuurwetenschapper dan een filosoof. Toch bezat hij een eigenschap die volgens Alberto Knox van cruciaal belang is om een filosoof te kunnen zijn. Welke eigenschap wordt hier bedoeld? (Het vermogen je te verwonderen, zie p. 23 en volgende.) Waarom is die eigenschap zo belangrijk?
5.2. Probeer een verhaaltje te schrijven waarin je je verwondert over iets dat je eigenlijk heel vanzelfsprekend vindt.
5.3. Ben je je onderwerp nu met andere ogen gaan bekijken en waarom?
5.4. Hoe zou de wereld eruit zien als alle mensen op dit moment ophielden zich nog over het een en ander te verwonderen?
6. (blz. 339) (Sofie:) ‘Je hebt ook verteld dat de Fransen altijd iets rationalistischer waren dan de Britten.’
(Alberto:) ‘Dat verschil gaat helemaal terug tot de middeleeuwen. Als de Engelsen het hebben over “common sense”, hebben de Fransen het altijd over “evidence”. De Engelse uitdrukking betekent letterlijk vertaald “gemeenschappelijk gevoel”, de Franse betekent “duidelijkheid” - althans, voor de rede’.
6.1. Zoek eens op wat rationalisme betekent.
6.2. Waarom maakt dit voorbeeld duidelijk dat de Fransen rationalistischer waren dan de Engelsen?
6.3. Wat kun je uit dit voorbeeld afleiden over de werking en betekenis van ‘taal’?
6.4. Lees blz. 282 (‘De vorige keer dat we hier zaten...’) tot en met blz. 288.