| |
| |
| |
Frits Schulte
Het project The Color Purple:
autonoom, individualiserend en multimediaal literatuuronderwijs
Als in september 1998 de Operatie Tweede Fase van start gaat, komt ook de literatuurdocent voor het probleem te staan dat hij door de bank genomen klassikaal onderwijs zal moeten vervangen door individualiserend onderwijs. Gelukkig is juist wat de literaire vorming betreft de didactiek al lang bezig geweest, zeg de laatste vijftien, twintig jaar, een dergelijke aanpak te bepleiten en steeds meer leraren, zowel bij Nederlands als bij de vreemde talen zijn daarin gaan geloven. Het team van de vakgroep Engels van de lerarenopleiding aan de Hogeschool Katholieke Leergangen Tilburg ontwikkelde in de afgelopen drie jaar een prototype voor de individuele en autonome verwerking van (literaire) teksten met gebruikmaking van een verscheidenheid aan ondersteunende en verrijkende producten zoals audio-, video-, dia- en ander beeldmateriaal. Projectleider Frits Schulte doet in de hiernavolgende bijdrage verslag van het CD-Rom-project rond de roman The Color Purple van Alice Walker. In een iets andere versie verscheen deze bijdrage eerder in de Werkmap voor Taal- en Literatuuronderwijs (WvT), winter 1995, 19e jrg. nr. 76.
Nu er enerzijds haast gemaakt wordt met de invoering van een ander onderwijs in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs in Nederland, en anderzijds de computer aan een tweede leven begonnen is, leek het ons team goed om eens te kijken wat we met CD-Rom zouden kunnen beginnen. Wat we willen sluit zeker aan op de tendenzen in de huidige literatuurdidactiek. Daarin zijn, gezien in het perspectief van het vreemdetalenonderwijs, een zestal trends waar te nemen, die ik hier heel kort samenvat - ze zijn aan de lezers van Tsjip genoegzaam bekend -:
1) | toenemende voorkeur voor leerlinggerichte, affectieve benaderingen; |
2) | thematische benaderingen, met een keuze van themata in de belangstellingssfeer van de leerlingen; |
3) | integratie van de thematische benaderingen en het onderricht in kennis van land en volk; |
4) | integratie literatuuronderwijs en onderricht in vaardigheden; |
5) | demonstratie van de relevantie van oudere teksten voor het heden en vice versa; |
6) | gebruik van en ondersteuning door andere media (film, video, audio, dia's enz.) |
Het lezen, interpreteren en appreciëren van (literaire) teksten is per definitie een individuele en autonome bezigheid. Het is daarom niet verwonderlijk dat een aantal van deze trends preludeert op de inrichting van het studiehuis en de invoering van het autonoom leren in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. De verwachting is derhalve dat het literatuuronderwijs zich onder invloed van de studiehuisgedachte verder, sneller en sterker zal ontwikkelen in
| |
| |
de richting van het autonoom leren dan andere aspecten van het vreemde talenonderwijs.
In plaats van ‘sage on the stage’ (zo niet ‘bore on the floor’) gaat de literatuurdocent acteren als ‘guide on the side’, als begeleider en vormgever van leerprocessen op het terrein van het lezen en verwerken van (literaire) teksten, als verzamelaar, beheerder en didactisch bewerker van ondersteunende en illustrerende materialen en als ontwerper en controleur van individuele leerroutes. De transformatie van de docent wordt echter belemmerd door een aantal problemen van logistieke en technologische aard. Ook docenten die volledig zijn doordrongen van het belang van het autonoom leren en het inzetten van audio-visuele ondersteuning komen voorlopig niet verder dan de tussenfase van ‘guide on the stage’.
| |
Probleem- en vraagstelling
De literatuurdocent die zijn literatuuronderwijs autonoom, geindividualiseerd en multimediaal wil inrichten kampt met de volgende problemen:
1) | Voor een docent die gebruik wil maken van ondersteunende tekstuele en audio-visuele materialen is er in de huidige informatiemaatschappij zo'n geweldig overstelpend aanbod dat alleen al de verzameling, selectie, ordening en beheer een volledige taakbelasting zou inhouden. De docent komt vaak niet toe aan de, zeker in de beginfase van het literatuuronderwijs onontbeerlijke, didactisering van de materialen. |
2) | De op dit moment in het onderwijs nog meest gebruikte informatiedragers (boeken, knipsels, readers, video-banden, audio-cassettes) zijn kwetsbaar, aan slijtage onderhevig en kunnen makkelijk in uitleensituaties kwijt raken (tenzij een school bereid is te investeren in arbeidsintensief beheer van de steeds in omvang toenemende collecties). Het gevolg is dat veel docenten werken met privécollecties en hun unieke verzamelingen alleen in klassikale en frontale situaties ontsluiten. Zij zijn, terecht, huiverig om op grote en regelmatige schaal hun materialen ter beschikking te stellen van individuele leerlingen. Toch is dit laatste noodzakelijk om de leerlingen te trainen in het zelfstandig werken met en beheren van ondersteunende en verrijkende materialen die kunnen bijdragen tot het vermogen op eigen, individuele wijze teksten te verwerken. |
3) | Het ontbreekt docenten vaak aan tijd om in de klas verfilmingen van romans, documentaires enz. integraal te vertonen, terwijl het daarentegen ook weer niet de moeite loont om met video-apparatuur te gaan slepen voor de vertoning van een paar fragmenten en/of (arbeidsintensieve) montages van ‘highlights’. |
4) | De meeste klaslokalen zijn er (nog) niet op ingericht groepjes van leerlingen of individuele leerlingen gelijktijdig verschillende audio- of video-fragmenten te laten bekijken en/of beluisteren. Dit dwingt de docent ondersteunende, audio-visuele fragmenten klassikaal te vertonen zodat alle leerlingen toch weer min of meer dezelfde leerroute moeten volgen. |
| |
| |
Alice Walker
| |
De ontwikkeling van het project
Om op die te verwachten problemen te anticiperen heeft ons team, dat naast schrijver dezes bestaat uit J. Siebelink, P. Dieteren, B. Roosken en C. Burghout, getracht een oplossing aan te dragen door gebruik te maken van de mo- | |
| |
gelijkheden van bestaande software, tekstverwerkers, auteursprogramma's, multimediale en interactieve computertechnologie en databases.
In de afgelopen drie jaar heeft het team een prototype ontwikkeld voor de individuele en autonome verwerking van (literaire) teksten met gebruikmaking van een grote en verscheiden hoeveelheid aan materialen (audio, video, beeld, dia's) en didactische werkvormen. Het prototype bevat tevens een studentenvolgsysteem dat de prestaties en vorderingen van de individuele cursist registreert.
We pasten het toe op de roman The Color Purple van Alice Walker. De roman staat in de top-tien van meest gekozen Engelstalige boeken in de tweede fase van het voortgezet onderwijs en behandelt een tijdloze maar helaas (nog) immer actuele problematiek (racisme, discriminatie, sexuele onderdrukking) vanuit een gezichtspunt dat dicht staat bij dat van de leerlingen. De roman is namelijk het ‘ik-verhaal’ van een jonge, opgroeiende vrouw die geconfronteerd wordt met alle facetten van bovengeschetste problematiek. De roman is daarenboven verfilmd door Steven Spielberg, een voor deze leeftijdsgroep toonaangevend en ongeëvenaard succesvol regisseur.
Het prototype is evenwel dusdanig flexibel dat het gebruikt kan worden voor de bewerking en didactisering van allerlei soorten teksten in allerlei talen en allerlei vakgebieden, ook dus geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer enzovoorts. Op het moment van verschijnen van deze publikatie is het (experimentele, maar ‘werkende’) prototype alleen nog op harde schijf beschikbaar. Het ligt in de bedoeling de definitieve versie van het prototype op compact-disc uit te brengen.
| |
Wat we wilden bereiken
De eerder beschreven probleemstelling hebben we geconcretiseerd in de formulering van de volgende doelstellingen. We streefden ernaar een innovatief, literatuurdidactisch software programma voor de bovenbouw havo/vwo te ontwikkelen, dat
1) | autonoom leren bevordert; |
2) | rendementsverhogend werkt; |
3) | aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen; |
4) | de socio-culturele competentie vergroot; |
5) | interactief en menugestuurd is; |
6) | multimediaal is (audio, video, plaatjes, tekst); |
7) | een leerlingenvolgsysteem bevat; |
8) | leerlingen in staat stelt:
* | zelfstandig tot een beter (tekst)begrip van The Color Purple te komen; |
* | zelfstandig The Color Purple te leren waarderen; |
* | zelfstandig oog te krijgen voor de sociaal-culturele contekst van The Color Purple; |
* | zelfstandig oog te krijgen voor de relevantie van The Color Purple voor hun eigen leef- en belevingswereld (minderheden, discriminatie, identieit, feminisme, rol van muziek, rol van familie, rol van religie); |
|
| |
| |
|
* | voldoende kennis en vaardigheden op te doen om zelfstandig researchopdrachten naar aanleiding van thema's in The Color Purple uit te voeren; |
|
9) | als prototype kan dienen voor ontwikkeling van soortgelijke software voor andere talen en vakken; |
10) | en ingezet kan worden voor teleleren. |
| |
Wat we gerealiseerd hebben
Momenteel is van deze doelstellingen het volgende op harde schijf gerealiseerd:
1) | een interactief, menu-gestuurd en multimediaal programma dat ‘loopt’; |
2) | een leerlingen-volgsysteem; |
3) | de mogelijkheid tot het maken van zeven soorten multimediale oefeningen:
* | presentatie van tekstmateriaal |
* | meerkeuzevraag met antwoord dat uit meerdere componenten bestaat (bijv. ‘Welke van de volgende kenmerken passen bij ....’). |
* | meerkeuzevraag met 1 goed antwoord uit 4 alternatieven. |
* | meerkeuzevraag met 1 goed antwoord uit 3 alternatieven. |
* | true/false vraag. |
* | matching opdracht. |
* | invulopdracht (een of meerdere woorden). |
|
4) | de volledige en steeds oproepbare tekst van The Color Purple; |
5) | een ondersteunend woordenboek voor uitdrukkingen in ‘black English’; |
6) | een ‘notepad’ dat uitgeprint kan worden; |
7) | een serie multimediale oefeningen, vragen en opdrachten bij sleutelpassages in het boek. |
| |
Wat we nog moeten doen
Terugkijkend op wat we wilden en wat bereikt is, blijft er toch nog het nodige werk te doen, ook niéuw werk dat zich intussen aandiende. De volgende zaken dienen nog gerealiseerd te worden:
* | ten eerste drie soorten handleidingen: een voor de docenten, een voor de leerlingen en een voor auteurs van materiaal; |
* | ten tweede het ‘schrijven’ van multimediale oefeningen: dat doen we met vier auteurs momenteel; |
* | ten derde het digitaliseren van deze oefeningen en uiteindelijk de transfer van het programma van de harde schijf naar de compact-disc (en voor onze hogeschool het faculteitsnetwerk). |
In de periode januari-juni 1996 zijn we bezig het definitieve, op compact disc uitgebrachte prototype uit te testen zowel binnen de eigen vakgroepmodule ‘Moderne Amerikaanse Letterkunde’ als op een aantal scholen voor voortgezet onderwijs die beschikken over de noodzakelijke PC- en CD-Rom voorzieningen. Dit laatste kan geïmplementeerd worden via stage-activiteiten in de bovenbouw havo/vwo van studenten aan de eerstegraads opleiding van de vakgroep Engels.
| |
| |
Hoe te werken met het materiaal?
Belangrijk is natuurlijk hoe je met het gemaakte materiaal kunt werken. Momenteel zien we dat aldus. Het prototype kan worden ingezet op een of meerdere van de volgende manieren, die in de docenten-handleiding nader zullen worden omschreven:
1) | Leerlingen/studenten werken met behulp van het prototype de eerste 20 pagina's van de roman door en beslissen dan a) of ze met het boek verder willen en b) op welke thema's zij zich specifiek willen concentreren; |
2) | Leerlingen/studenten worden verdeeld in groepjes. Elk groepje krijgt een thema toegewezen, werkt het thema met behulp van het prototype door en rapporteert klassikaal; |
3) | Leerlingen/studenten werken eerst individueel het boek door, markeren passages die problemen opleveren en gebruiken het programma ter verduidelijking, ondersteuning en naslag. |
4) | Docent geeft gerichte onderzoeksopdrachten (‘Rol van de muziek in de Afro-Amerikaanse cultuur/‘The Color Purple’, ‘Vergelijking boek en verfilming’, ‘Vergelijking Alice Walker interview, boek en film’) en laat leerlingen/studenten (individueel of in groepjes) de opdrachten uitvoeren met behulp van het prototype, in het bijzonder de video- en audio-oefeningen en de naslagmodule; |
5) | Docent laat leerlingen/studenten (het begin van) het boek lezen, verzamelt eerste reacties, stuurt de leerlingen/studenten, afhankelijk van hun reacties, naar delen van het programma en peilt vervolgens nogmaals de reacties. |
| |
Vernieuwing van de opleidingsdidactiek
Onze aanpak past binnen de nieuwe opleidingsdidactiek van onze vakgroep die vanaf 1 september 1995 in toenemende mate bepaald zal worden door het autonoom leren. Het prototype en de daaraan gekoppelde didactische aanpak van het ontdekkend leren en lezen gaan een wezenlijke bijdrage leveren aan het daadwerkelijk invoeren en practiseren van autonoom leren binnen de vakgroep Engels.
Per 1 januari 1996 is de vakgroep Engels nascholing gaan verrichten aan docenten in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Bekendmaking met het prototype en training in de daaraan gekoppelde didactische aanpak en vernieuwing vormen een vast onderdeel van dit nascholingsaanbod en zullen derhalve hun weerslag hebben op de (literatuur)didactiek Engels in de tweede fase van het voortgezet onderwijs.
Na het uittesten en bijstellen van het prototype in de periode januari-juni 1996 zal de vakgroep naar wegen (deskundigheidsbevordering, derde geldstroom, sponsoring, innovatie-fondsen) zoeken om vanaf september 1996 docentenformatie vrij te maken voor het in productie nemen van meerdere titels die dan met behulp van het prototype aangeboden kunnen worden voor individuele en autonome verwerking aan studenten van de vakgroep en aan leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Op clusterniveau wordt tegelijkertijd gezocht naar mogelijkheden om titels in het Nederlands, Frans, Duits of Spaans in productie te nemen. De vakgroep en het talenclus- | |
| |
ter overwegen om bij de productie studenten van de eerstegraads opleidingen te betrekken. Onder begeleiding van docenten kunnen zij delen van de productie voor hun rekening kunnen nemen in het kader van hun eerstegraads beroepsvoorbereiding.
Vooruitlopend op deze plannen verzorgt de vakgroep Engels in de periode januari-maart 1996 een module ‘Literatuurdidactiek en de computer’ voor alle eerstegraads studenten van het talencluster. De module zal grotendeels gewijd zijn aan de achtergronden, practische toepassingen, inzetbaarheid en innovatieve impulsen van het prototype voor de algemene literatuurdidactiek. Het deelproject ‘The Color Purple’ heeft dus al concreet een nieuwe, innovatieve en vakoverstijgende module literatuurdidactiek opgeleverd.
| |
Vernieuwing van vakdidactisch denken
Ook het vakdidactisch denken van ons zelf is in de loop van het project beinvloed door toedoen van de betrokkenheid bij het produceren van oefeningen en materialen voor het prototype. Wij hebben ervaren hoe moeilijk maar ook hoe noodzakelijk het is om oefeningen zodanig te structureren dat er sprake is van een doorlopende dialoog en interactie met de (denkbeeldige) leerling en/of student. Deze bewustwording heeft doorgewerkt in ons dagelijks didactisch handelen binnen de vakgroep. Meer dan voorheen streven wij naar vermindering van frontale kennisoverdracht ten gunste van interactie met en autonome activiteiten van de student. Bepaalde oefen-typologieën en didactische uitgangspunten van ‘The Color Purple’ hebben reeds hun weg gevonden in andere modulen van het programma van de vakgroep Engels zoals ‘Jeugdliteratuur’, verschillende letterkunde cursussen en delen van de cursussen ‘Aspects of Britain’/‘Aspects of America’.
| |
Projectspecifieke zaken
Wilt u zelf aan de slag, dan moet u ook iets meer weten over onze hard- en software. Het projectteam heeft de beschikking over een 486 DX-66Hz PC met CD-ROM en Windows 6.0 programmatuur. Het programma is geschreven in Authorware, waarbij gebruik gemaakt is van software voor het digitaliseren van video (AVI standaard), van een scanner en CoralDraw Photoworkshop voor het digitaliseren van foto's en dia's en van een geluidskaart (Soundblaster) voor het digitaliseren van geluid. De gehele tekst van de The Color Purple (245 pagina's) is handmatig ingevoerd. In principe bestaat het prototype uit een reeks in Authorware gekoppelde database ‘records’. De daarvoor gebruikte database programmatuur is Ashton Tate Dbase III.
De benodigde tekstuele en audio-visuele achtergrondmaterialen zijn gegenereerd vanuit een serie door het projectteam in eigen beheer vervaardigde databases, namelijk CLIPA-X. DBF (een database bestaande uit een beschrijving en codering van een collectie van 4200 knipsels, recensies en artikelen), ACANA. DBF (een database bestaande uit een beschrijving en codering van een collectie van 1700 ‘items’-knipsels, recensies en artikelen- die betrekking hebben op aspecten van de Amerikaanse cultuur en samenleving) en VI- | |
| |
DEOCL. DBF (een database -1572 records- bestaande uit een beschrijving en codering van 1768 uren aan videomateriaal, films, documentaires, interviews enz.). Na inlogging kan de cursist kan zowel tekstspecifiek als thematisch op ‘ontdekkingsreis’ door de roman gaan.
| |
Een tekstspecifieke ontdekkingreis
Tekstspecifiek heeft de cursist de mogelijkheid om met cursortoetsen door het gehele boek heen te lopen. De rechterkant van het scherm toont dan de beschikbare andere keuzes: een aantal thema's (MAIN TOPICS) die elk aan een kleur gebonden zijn en hulpfuncties. Het linkergedeelte van het scherm toont de tekst, die door het aanklikken van de UP-DOWN button kan worden doorgebladerd. Passages uit de tekst die betrekking hebben op een bepaald thema en didactisch bewerkt zijn lichten op in de thema-kleur. Aanklikken van deze gekleurde passages activeert dan een bij de passage horende serie multimediale oefeningen of aanvullende informatie. Na doorwerking van zo'n serie keert de cursist weer terug bij de aangeklikte passage en kan hij zijn weg door het boek vervolgen.
Op deze wijze kan de cursist zelfstandig aan allerlei thema's ‘snuffelen’ of zich gaandeweg concentreren op een thema dat zijn speciale belangstelling heeft. Op zijn ontdekkingstocht door het boek heeft hij steeds de beschikking over een aantal hulpfuncties zoals History (de database die de voortgang en de vorderingen van de cursist registreert), Dictionary (de database die een verklarende woordenlijst bevat van specifieke ‘black English’ uitdrukkingen), Background (een database die de zogenaamde ‘naslagmodules’ bevat met los van het boek staande gedetailleerde en wat minder strak gedidactiseerde achtergrondinformatie over de zwart-Amerikaanse cultuur), Help (de database die de cursist helpt zijn weg (terug) te vinden in het programma en specifieke steun geeft bij het maken van de oefeningen) en Notepad (een mini-tekstverwerker die de cursist in staat stelt aantekeningen te maken en open vragen te beantwoorden).
| |
Een thematische ontdekkingsreis
Het kan ook anders: op zoek naar de samenhang van de thematiek met andere werken, bv. de film. Deze reiswijze wordt gestart via het aanklikken van een TOPIC uit de rechterkolom. De thematiek van het werk is geordend op twee niveaus, MAIN TOPICS en SUBTOPICS, op de wijze zoals aangegeven in het kader op de volgende bladzijde.
Aanklikken van een MAIN TOPIC geeft de cursist een menu bestaande uit SUBTOPICS. Aanklikken van een SUBTOPIC stuurt de cursist naar een serie bewerkte passages die betrekking hebben op de gekozen SUBTOPIC. De cursist kan naar keuze alle SUBTOPICS die horen bij een MAIN TOPIC doorwerken of na een SUBTOPIC switchen naar een andere MAIN TOPIC.
Uiteraard zijn een aantal passage voor meerdere SUBTOPICS te gebruiken of, anders gezegd, in een aantal passages komen meerdere MAIN TOPICS en SUBTOPICS tegelijkertijd aan bod. Ook bij het thematische doorlopen van het boek heeft de cursist constant de beschikking over de vaste hulpfuncties.
| |
| |
MAINTOPICS |
SUBTOPICS |
emancipation |
black and white
male and female
sexuality
role of religion
role of music |
|
religion |
white man's church
pie in the sky
African religion
Shug's god
Celie's god |
|
family |
African roots
family trees in The Color Purple |
|
language |
black English
language and social status
language and music
metaphor |
Het is nuttig hierbij op te merken dat de ‘Background’ of Naslagmodules geheel losstaan van het boek. Die kunnen dus bij meerdere titels gebruikt worden. De naslagmodules hebben een eigen menustructuur die het mogelijk maakt om te bladeren. Het is echter ook mogelijk om de cursist naar een bepaalde plek in de Naslagmodule te sturen, bijvoorbeeld om toelichting en achtergrondinformatie te geven bij een passage of term uit de MAIN TOPIC/SUBTOPIC).
| |
Enthousiaste reacties van studenten en docenten
Het prototype is in de verschillende wordingsstadia getest. De studenten van de lerarenopleiding waren enthousiast over het programma en betreurden het dat het prototype nog niet beschikbaar was tijdens hun eigen studie van de literatuur. Naar hun oordeel had het prototype een productieve en stimulerende rol kunnen vervullen bij hun zelfstandige voorbereiding op letterkundetentamens, in het bijzonder het tentamen ‘Moderne Amerikaanse Letterkunde’. Zij waren tevens van mening dat het prototype en de daarin gepractiseerde lees- en literatuurdidactiek onderdeel zou moeten gaan uitmaken van zowel de opleidingsdidactiek als de vakdidactiek van de vakgroep Engels.
Docenten Engels aan de lerarenopleidingen en in scholen van voortgezet onderwijs, zowel in binnen- als in buitenland, reageren zonder uitzondering positief op het prototype in de geest van ‘hier hebben we jaren op zitten wachten’, ‘precies wat ik nodig heb’, ‘wanneer komt het programma op de markt’. Instellingen van hoger onderwijs zijn geïnteresseerd in het programma vanwege de autonome, geïndividualiseerde en multimediale aanpak van het litera- | |
| |
tuuronderwijs en de mogelijkheden die het programma biedt om vormen van tele-leren in te voeren. Collega-docenten in andere talen tonen zich eveneens enthousiast op een enkele uitzondering na. Het gaat hier bijna altijd om docenten die ideologische en persoonlijke bezwaren hebben tegen inzetten van andere media bij het literatuuronderwijs.
| |
Iets minder enthousiast: de multimedia-ontwikkelaars
Ontwikkelaars van multimediale lesmaterialen en deskundigen op het gebied van autonoom leren zijn wat ingetogener en kritischer in hun reacties. Alom wordt de technische realisatie van het prototype geprezen. De kritiek richt zich vooral op de als te sturend en te weinig ‘echt’ autonoom ervaren voorgeprogrammeerde thematische aanpak van literatuur in het prototype.
Een typische reactie was de volgende: ‘Wat jullie gedaan hebben is de docent in de computer te stoppen’.
Dat was nu precies een van de doelstellingen van het deelproject: een programma te ontwerpen dat docentvervangend zou kunnen werken zodat leerlingen/studenten individueel met het programma aan de slag kunnen, terwijl de docent dan de tijd heeft om met andere leerlingen/studenten remediërende of verrijkende activiteiten te ondernemen. Bovendien is het dan ook nog een docent die beschikt over een groot arsenaal aan motiverende, ondersteunende en verklarende multimediale achtergrondmaterialen, die ten alle tijde ter beschikking staan van zowel de docent als de leerling/student.
Ook gingen deze critici voorbij aan de doelgroep voor het prototype: de leerling in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Een belangrijk segment van deze doelgroep wordt gevormd door leerlingen uit havo-vier, die nog moeten wennen aan literatuuronderwijs in het algemeen en autonoom literatuuronderwijs in het bijzonder. Naar het oordeel van het projectteam heeft deze groep baat bij een meer geleide en begeleide overgang van ‘klassiek’ en klassikaal literatuuronderwijs naar autonome vormen van literatuuronderwijs. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de experts het prototype nooit in de definitieve vorm hebben gezien en zich nog niet hebben kunnen buigen over de naslagmodules die bedoeld zijn om de student in staat te stellen volkomen zelfstandig en autonoom eigen interesses te ontwikkelen en researchopdrachten te voltooien.
Uiteraard heeft het projectteam de kritiek ter harte genomen en waar mogelijk het prototype (nog) interactiever en autonomer gemaakt. Het team pretendeert echter niet een perfect prototype afgeleverd te hebben. Het prototype zal in een aantal scholen moeten worden getest en vervolgens bijgesteld. Er moeten meer auteurs betrokken worden bij de productie van titels, waardoor de didactische creativiteit en vindingrijkheid verhoogd zal worden. Ook wacht het projectteam met spanning op de reacties, ervaringen en resultaten van docenten in andere talen die met het prototype aan de slag zullen gaan.
Informatie: Drs. F.G.F. Schulte, Hogeschool Katholieke Leergangen Tilburg. Centraal Faculteitsgebouw Mollerinstituut, Pyreneeënweg 3, 5022 DN Tilburg.
|
|