Ingezonden
Leo Lentz en het leerplan fictie
Enschede, 4 oktober 1994
Als niet-vakman onthoud ik me van een oordeel over de inhoudelijke merites van de kritiek die Leo Lentz gegeven heeft op het leerplan fictie. Wel maak ik na ampele overweging een procesmatige kanttekening.
Tegenover Lentz' kennelijke verontwaardiging plaats ik mijn volstrekte verbazing over de dysfunctionele verpakking van zijn verhaal. Wat kan iemand die zich vakman noemt zo bewegen dat hij zich laat verleiden tot een polemische stijl die mijns inziens sterk afbreuk doet aan zijn inhoudelijke verhaal? Is het de ivoren toren die het hem mogelijk maakt het niveau van de brugklasleerlingen zo helder te duiden? Is het zijn wetenschappelijke achtergrond die hem het recht geeft de schrijvers op hun integriteit aan te vallen? (Lees de passage over ‘diep hurken’!) Of is het de behoefte zijn Gerrit Komrij-talenten te tonen aan zijn eerstejaars studenten?
U ziet welke contraproductieve gedachten worden losgemaakt door de bijtende en ongeremde toonzetting die Leo zijn bijdrage meegeeft. Als lezer voel ik me niet zozeer in mijn eer aangetast (maar ik ben dan ook geen vakman), maar zou ik wel verschoond willen blijven van het wat onzakelijke element in deze kritiek. Dat maakt het wat gemakkelijker om aan te nemen dat het Leo Lentz uitsluitend ging om een kritisch-constructieve discussiebijdrage.
Henk Radstake
Hoofd afdeling voortgezet onderwijs, SLO
4 oktober 1994