| |
| |
| |
Caroline Fisser en Cor Geljon
Homerus, Hartman en de Held
Het verhaal van de cycloop in de lessen Nederlands en moderne vreemde talen
De Odyssee behoort al sinds mensenheugenis tot het terrein van de docent klassieke talen. Toch voelen veel leraren Nederlands en moderne vreemde talen in toenemende mate de behoefte om klassieke verhalen als deze een plaats te geven in hun literatuurlessen. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat in het kader van het Zeeuwse leesbevorderingsproject Sirene een vakoverstijgend lespakket is ontwikkeld dat de Odyssee centraal stelt. Het lespakket, bestemd voor havo en vwo, bevat de boeken 1 t/m 9 in de vereenvoudigde versie die Imme Dros eerder schreef voor het jongerenblad Primeur.
Behalve het verhaal zelf vinden de leerlingen in het lespakket veel informatie over de helden en goden uit het verhaal, over denken en leven in Odysseus' tijd en de visies op het verhaal door de eeuwen heen. Talrijke illustraties visualiseren de context. De bedoeling is dat de docenten Nederlands, moderne vreemde talen en klassieke talen, het liefst in een gezamenlijke aanpak, gedurende enkele weken de Odyssee centraal stellen in hun lessen. Voor de nietklassieke talen betekent dit onder meer dat ze de thema's uit het verhaal doortrekken naar de hedendaagse literatuur opdat de leerlingen oog krijgen voor intertextualiteit en verbanden ontdekken tussen literatuur en cultuur van heden en verleden. Daarnaast geldt voor alle vakken dat ze een bijzonder accent leggen op de persoonlijke relatie van de lezer tot de tekst: wat heeft de tekst mij nu nog te zeggen?Ga naar eind(1.)
Het pakket is te uitgebreid om hier te behandelen. Om de Tsjiplezer toch een indruk te geven van de manier waarop een klassiek verhaal in een literatuurles kan functioneren zonder dat de leerlingen de indruk hebben een verdwaalde vreemdeling te ontmoeten, presenteren wij hier twee lesopzetten bij het verhaal van de Cycloop.Ga naar eind(2.)
De eerste lesopzet, Homerus en Hartman, wil de leerlingen bewust maken van de verschillen in literair niveau tussen verschillende versies van hetzelfde verhaal. De les is bedoeld voor de middenklassen; de geschatte tijdsduur is tweemaal een dubbeluur. De tweede lesopzet, De held verzint een list, heeft als doel de leerlingen een persoonlijk standpunt te laten bepalen ten opzichte van de held van het verhaal, Odysseus. Deze les kan zowel in boven- als onderbouw uitgevoerd worden en de tijdsduur is afhankelijk van de uitbreiding die men aan de basisles wil geven.
Het verhaal is bekend. Odysseus komt op zijn zwerftocht met zijn mannen op het eiland der Cyclopen. Nieuwsgierig dringen ze een grot binnen en eten van het voedsel. Als de eenogige Cycloop thuiskomt, gebruikt hij twee van de makkers als maaltijd en weigert een vrije aftocht. Odysseus verzint echter een list. Hij voert de Cycloop dronken en steekt hem een oog uit. Als de reus de
| |
| |
volgende morgen zijn rammen uit de grot laat, hebben de mannen zich onder aan de beesten gebonden en weten op die manier te ontsnappen.
| |
Lesopzet 1: Homerus en Hartman
Inleiding
Homerus' Odyssee is de neerslag van een eeuwenlange mondelinge traditie. Zangers reisden de vorstenhoven langs en vertelden de avonturen van Odysseus aan een publiek, bestaande uit volwassenen (en kinderen?). Deze verhalen werden omstreeks achthonderd jaar voor Christus opgeschreven. Evert Hartman is een kinderboekenschrijver die dat verhaal bijna drieduizend jaar later op schrift ‘navertelt’ voor een publiek van kinderen. Welke verschillen kunnen we bij deze hedendaagse verteller van dat oude verhaal (van de Cycloop) ten opzichte van zijn voorbeeld constateren?
Punten die dan direct bij een vergelijking opvallen zijn het veranderd vertelperspectief en het veelvuldig gebruik van de directe rede in dialogen bij Hartman. Hartman heeft de flash-back bij Homerus weggelaten en vertelt Odysseus' avonturen in chronologische volgorde. Odysseus is dus niet, zoals bij Homerus, de verteller van het avontuur bij de Cycloop. Dat stelt de schrijver in de gelegenheid de personages van de makkers een grotere rol te laten spelen. Vooral dialogen tussen de makkers en Odysseus heeft Hartman toegevoegd. Het gebruik van de directe rede werkt levendigheid en identificatie van de lezer in de hand. Beide afwijkingen van Homerus hebben te maken met een afstemming op zijn lezerspubliek: de jeugd. Maar het meest opvallende verschil tussen Hartman en Homerus is bij nadere bestudering het appelleren aan de emoties van de lezer door het exploreren van de emoties van de personages. Veel vaker dan Homerus beschrijft Hartman uitingen van emoties bij zijn personages en hij kent hun ook vaker emoties toe. Het andere vertelperspectief biedt hem de mogelijkheid de emotionele reacties van de Cycloop (die bij Homerus nauwelijks aan bod komen) en die van de makkers van Odysseus op het Cyclopenavontuur uit te buiten. Het is zeer aannemelijk dat dit emotioneel commentaar van de makkers op de avonturen overeenstemt met dat van de lezer en zo betrokkenheid en identificatie van de lezer in de hand werkt. Dat het exploreren van emoties een belangrijke rol speelt bij Hartman blijkt ook uit de volgende toevoegingen van hem: Odysseus en zijn makkers zitten na gegeten en gedronken te hebben, in de grot van de Cycloop op hem te wachten. Homerus vervolgt dan
Toen gingen we binnen zitten wachten
tot hij eraan kwam met zijn kudde. Hij droeg een vracht brandhout,
dorre droge takken om zijn maal op te koken,
en die smeet hij met oorverdovend geraas de grot in.
Hartman last op dat punt een angst opwekkende beschrijving van het uiterlijk van de Cycloop in:
| |
| |
Het vuur was allang gedoofd - toen pas verscheen de bewoner van de grot. Hij was groter dan Odysseus verwacht had. Ongelooflijk veel groter! Bovendien zag hij er buitengewoon gevaarlijk uit. Zijn reusachtige lijf steunde op benen als zuilen, zijn armen leken op boomstammen en zijn hoofd...
Odysseus moest zich tot het uiterste beheersen om het niet uit te schreeuwen van ontzetting. Zijn hoofd was voor het grootste deel bedekt met ruige haren. Zijn gezicht bestond uit een wrede kwijlende mond, een platte neus met wijde gaten en één oog dat midden in zijn voorhoofd zat. Hij stampte zijn hol in, smakte een bundel hout neer en dreef zijn vee naar binnen.
(Hartman p 33)
Een toevoeging van Hartman - en deze keer niet een invulling van personages, maar een duidelijke afwijking van Homerus - die de lezer in spanning houdt, is de volgende. De nacht voor ze naar het Cyclopeneiland zullen gaan, krijgt Odysseus een ook voor hem onduidelijk droom. Geesten fluisteren hem in:
‘In de holen schuilen reuzen.’
‘De godenwijn is bedwelmend.’
Deze droom preludeert natuurlijk op de oplossing die Odysseus moet vinden om uit de grot van de Cycloop te geraken. De lezer die niet op de hoogte is van het verhaal, kan evenmin als Odysseus de betekenis van de droom duiden. Er wordt zo verwachting en spanning bij hem opgewekt.
Ook bij het weglaten of transformeren van thema's houdt Hartman rekening met zijn lezers en wekt een spanningsvolle verwachting op. Zó gebeurt het dronken voeren van de Cycloop met zeer sterke wijn die Odysseus van Maron, priester van Apollo, gekregen had. Homerus beschrijft deze wijn en zijn schenker (en wat hij verder van Maron kreeg etc.) uitvoerig. Dat laat Hartman weg. Maar hij voegt toe dat er ruzie ontstaat over deze wijn, omdat de makkers hem willen opdrinken. Odysseus verbiedt dat nijdig zonder dat hij eigelijk weet waarom. Pas als we verder lezen bemerken we de zin daarvan.
Hartman schrijft jeugdliteratuur. Het is een kenmerk van jeugdliteratuur dat ze meer dan de ‘gewone’ literatuur sterk appelleert aan de emoties van de lezer en zo een sterke betrokkenheid van de lezer bereikt. Homerus, die zijn literair werk meer dan tweeduizend jaar geleden schreef en in een andere cultuur dan onze hedendaagse, hield meer distantie. Bij hem zijn er bovendien ook meer ‘Leerstellen’ - plaatsen waar de fantasie van de lezer zijn eigen gang kan gaan - aan te wijzen. Het verschil in stijl en literair niveau is onmiskenbaar.
De leerlingen zullen nu aan de hand van opdrachten en vragen deze verschillen - die voor het verschil in literair niveau zorgen - zelf ontdekken. Hieronder volgt de lesopzet.
1. | De docent deelt een kopie van de vertaling van Dros en van de versie van Hartman uit aan de leerlingen. Hij heeft het verhaal van de Cycloop in de
|
| |
| |
| tekst van Homerus/Dros in passages ingedeeld en deze in de kantlijn van een kort trefwoord voorzien. De docent neemt enkele trefwoorden met de leerlingen door en bespreekt op welke sleutelwoorden ze kunnen letten bij het indelen van de passages, zoals ‘de volgende dag’, ‘grot’, gebruik van directe rede, etc.
De indeling in passages is als volgt:
A | De aankomst en nacht op het eiland. |
B | De eerste dag op het eiland; verkenning. |
C | Tweede dag op het eiland, tocht naar het eiland van de Cycloop. |
D | In de grot van de Cycloop. |
E | Entree van de Cycloop. |
F | Dialoog Odysseus / Cycloop. |
G | De Cycloop eet twee makkers op; de nacht. |
H | De volgende dag in de grot. |
I | De volgende avond, de Cycloop eet opnieuw twee makkers op, het dronkenvoeren van de Cycloop. |
J | Het blindmaken van de Cycloop. |
K | Reactie van de Cycloop. |
L | Het ontsnappingplan van Odysseus. |
M | De volgende dag: ontsnapping uit de grot. |
N | Odysseus tart de Cycloop tijdens de vlucht per schip. |
O | Terugkeer op het eiland. |
|
| |
2. | De leerlingen lezen eerst een passage Homerus/Dros en bakenen deze vervolgen af in de tekst van Hartman.Ga naar eind(3.) Per passage noteren ze in de tekst van Hartman dingen die hun opvallen in het algemeen. Daarnaast moeten ze ook letten op toevoegingen, weglatingen en verkortingen. De docent kan wellicht passage A als voorbeeld zelf behandelen. |
| |
3. | Vervolgens noteert de docent per passage wat de leerlingen opgevallen is. Voor toevoegingen wordt in ieder geval een aparte kolom gereserveerd. |
| |
4. | De docent vraagt de leerlingen een parallelle passage bij Homerus/Dros en Hartman door te nemen en te noteren wat hun opvalt. Ook moeten de leerlingen aangeven welke tekst hen het meest bevalt en waarom. Eén groepje kan dat bijv. doen bij het slot van passage M: Odysseus komt na zijn ontsnapping bij zijn makkers op het eiland terug:
Wat een welkom kregen we van de
mannen, wij die maar net aan de dood ontkomen waren.
Over de doden wilden ze meteen al klagen,
maar ik stopte die tranenvloed door mijn voorhoofd te fronsen
en gaf bevel de dieren met hun mooie vachten
als de bliksem in te laden en zee te kiezen.
Zij kwamen snel aan boord, ze zochten hun plaatsen bij de dollen (Dros p 157).
|
| |
| |
|
Odysseus' schip lag nog op dezelfde plaats en toen zijn mannen hen met de kudde zagen aankomen schreeuwden ze opgetogen.
‘Bij Zeus, waar bleven jullie? Wij hebben de Kyklopen gezien, eenogige monsters! En toen...’ ze stopten abrupt en vroegen verbaasd: ‘Zijn jullie maar met z'n zevenen? Waar zijn de anderen?’
‘Opgegeten door een Kykloop’, antwoordde Odysseus kort.
‘Opgegeten...!?’ Hun monden vielen open van verbijstering. Toen staken ze hun handen omhoog en barstten uit in gejammer.
‘Koppen dicht!’ snauwde Odysseus hen toe. ‘Wil je dat dat monster ons hoort en vertrapt? Breng die schapen aan boord vlug!’
Ze gehoorzaamden, angstig en nerveus (Hartman p 44).Ga naar eind(4.)
Een ander groepje kan bijvoorbeeld passage H doornemen.Ga naar eind(5.). Dit is een open opdracht. De leerlingen zal in de tekst van Hartman het gebruik van de directe rede zeker opvallen, misschien ook het accent op de emoties. Anders wordt dat in de bespreking door de docent vermeld. |
| |
5. | De groepjes brengen verslag uit. In beide groepen worden nu vervolgens de emoties onderstreept. Dan probeert de docent samen met de leerlingen te komen tot een antwoord op de vraag wat de functie zou kunnen zijn van het veelvuldig gebruik van directe rede en het nadrukkelijk beschrijven van emoties. |
| |
6. | Vervolgens wordt de leerlingen gevraagd een duidelijke toevoeging van Hartman aan het verhaal te bekijken. Bijv. de passages in de inleiding besproken: de droom van Odysseus (Hartman 30) en de beschrijving van de Cycloop (Hartman 33). Welke functie hebben deze toegevoegde passages? |
| |
7. | Tot slot komt aan de orde welke tekst de leerlingen het beste beviel: Homerus/Dros of Hartman en waarom. De docent inventariseert de motiveringen voor de voorkeur op het bord. De lessen worden afgerond met een gezamenlijke conclusie over de verschillen tussen jeugdliteratuur en literatuur. |
| |
Lesopzet 2: De held verzint een list
In toenemende mate wordt in het literatuuronderwijs het belang ingezien van een sterker accent op de persoonlijke verhouding van de leerling met de literatuur en de wereld daarachter. In het leven van middelbare scholieren spelen helden vaak een grote rol. Ze spiegelen zich aan sporthelden, popidolen, of onverschrokken rambo's en als ze lezen of TV kijken, zien ze graag een held in de hoofdrol. Een lezer is meestal snel geneigd blindelings met de hoofdfiguur van het verhaal mee te gaan; daarom is het goed om leerlingen te laten nadenken over het soort heldendom dat in teksten aan de orde komt.
De lesopzet valt uiteen in drie delen. In het eerste deel gaat het om het beeld van de held in het algemeen: wanneer noem je iemand een held en hoe ziet de heldenfiguur in fictie er uit; vervolgens wordt de aandacht op de held Odys- | |
| |
seus in het bijzonder gericht. Tenslotte gaan we na op welke manier de held in de moderne literatuur optreedt.
| |
Lesopzet
Wat is een held?
1. De leerlingen geven ieder voor zich antwoord op de vraag: wanneer is iemand volgens jou een held? Ze noteren alle eigenschappen van een held en bedenken twee situaties waarin duidelijk sprake is van een heldendaad.
2. Vervolgens stellen ze in kleine groepen een lijst op van de genoemde heldendaden. Iedere heldendaad wordt besproken en beoordeeld. Daarna probeert de groep te komen tot een top-drie en een voor ieder acceptabele definitie van een held.
3. De resultaten worden op het bord geïnventariseerd. De klas beoordeelt de heldendaden op hun merites en stelt een lijst op van soorten helden: sterke, slimme, onbaatzuchtige, sport-, film- en oorlogshelden etc. Tenslotte probeert de docent met de klas een voorlopige definitie te formuleren van een echte held. Vervolgens wordt stilgestaan bij het verschil tussen helden uit het dagelijkse leven en de verhaalhelden die ze kennen uit jeugdliteratuur, strips, avonturenromans, TV-producties en films: waarom lezen of bekijken mensen graag verhalen over helden? De leerlingen proberen te komen tot een beschrijving van ‘de held in fictie’, een figuur die vaak het onmogelijke presteert. Conclusie: Een sluitende definitie is moeilijk te vinden. Er zijn helden die uitsluitend worden bewonderd om hun uitzonderlijke kwaliteiten: lichaamskracht, intelligentie, artistieke vermogens of sportieve prestaties. In andere gevallen gaat het juist om wat de held voor anderen doet, de mate waarin hij zich opoffert of wegcijfert. We leggen bij de beoordeling van de held dus steeds verschillende maatstaven aan; wie vandaag als held wordt binnengehaald, is morgen vergeten. Heldendom is bovendien vergankelijk; het lijkt erop dat papieren helden nog het langste leven beschoren is.
| |
De held in de Odyssee
4. In het verhaal van de Cyclopen is Polyphemus de boze vijand die als weinig hoogstaand wordt afgeschilderd, maar hoe staat het met zijn opponent? Herkent de lezer van deze tijd in Odysseus nog steeds de grote held? Met behulp van een semantische schaal geven de leerlingen aan in hoeverre de volgende eigenschappen volgens hen van toepassing zijn op Odysseus: aardig, betrouwbaar, intelligent, zelfvertrouwen, gevoelig, sympathiek, brutaal, gewelddadig, leugenachtig, eerlijk, optimistisch, onbeschoft, origineel, egoïstisch, kinderachtig, onzeker, heldhaftig, edel, onbaatzuchtig, creatief, superieur, meedogenloos, wreed. (N.B. Zet de woorden onder elkaar en laat de leerlingen met een cijfer hun indruk aangeven: 1=totaal niet, 2=in zeer geringe mate van toepassing, 3=ik weet het niet, 4=van toepassing, 5=in hoge mate van toepassing).
| |
| |
5. De leerlingen vergelijken en verantwoorden hun scores in een groepsgesprek. Ze proberen in de discussie tot overeenstemming te komen. Deze werkvorm is uitstekend geschikt om de discussie op gang te brengen en te houden.
6. Daarna bekijken ze nogmaals enkele aspecten van Odysseus' gedrag. Hij is slim, want hij bedenkt een list. Hij is onbaatzuchtig, want hij redt zijn makkers en hij is moedig. Maar er zijn ook andere kanten:
- | Hij brengt het leven van zijn makkers in gevaar, omdat hij nieuwsgierig is. |
- | Hij gaat onuitgenodigd de grot van Polyphemus binnen en eet van zijn kazen. |
- | Hij liegt en geeft een andere naam op. |
- | Hij steekt de Cycloop in zijn slaap zijn ene oog uit. |
- | Hij neemt de rammen als buit mee op het schip. |
- | Als hij van de Cyclopen wegzeilt, hoont hij zijn vijand en brengt daardoor het leven van zijn makkers in gevaar. |
De leerlingen geven hun oordeel over dit gedrag door per geval een cijfer te plaatsen. (1 = ik veroordeel dat gedrag, 2 = ik zou dat ook gedaan hebben, 3 = dit gedrag past niet bij een held, 4 = dit gedrag past goed in het verhaal, 5 = het stoort mij niet).
7. De rapporteurs van de groepen brengen verslag uit. Daarna volgt een klassegesprek over de vraag of men Odysseus nu nog een held zou noemen. In welke opzichten voldoet hij wel of niet aan de eerder gevonden omschrijving?. Valt hij onder te brengen in een of meer van de categorieën, die op het bord gemaakt zijn? Iedere tijd en plaats kent zijn eigen heldtype.
8. De les wordt afgesloten met een gesprek over de Homerische held. Bij Homerus behoren de helden allemaal tot de ‘upper-class’, ze zijn vrij en aan elkaar gelijk. Ze zijn uit op ‘eer’ (timè). Dat begrip houdt in het hebben van bezit en sociaal prestige, dat ze bereiken door te leven volgens hun erecode. Gezichtsverlies moet tot elke prijs vermeden worden. Daarom bijv. hoont Odysseus de Cycloop als hij weggaat, ondanks dat hij daardoor het leven van hemzelf en van zijn makkers in gevaar brengt, iets wat in onze cultuur afkeurenswaardig zou zijn.
9. De les kan worden afgesloten met een creatieve opdracht; enkele voorbeelden:
- | Een ander perspectief. In navolging van Tournier die Robinson Crusoë herschreef vanuit het perspectief van Vrijdag, kunnen de leerlingen dit verhaal herschrijven vanuit het perspectief van de Cycloop of van een van de eilandbewoners. |
- | Tribunaal. Twee groepen bereiden zich voor op een tribunaal over het gedrag van Odysseus bij de Cyclopen: is Odysseus de eretitel ‘held’ thans nog wel waardig? Een groep bereidt de aanklacht voor, de andere de verdediging. Een of meer vertegenwoordigers van elke groep nemen zitting in het tribunaal. |
- | Interview. Een van de leerlingen identificeert zich met Odysseus. De anderen stellen (harde) vragen op en interviewen de held. |
- | Een ander slot. Voor een aantal leerlingen zal een held die bij het wegzeilen zijn verslagen vijand hoont, aan waardigheid ingeboet hebben. De leerlingen voorzien het verhaal van een ander slot, maar ze moeten zich wel aan dezelfde stijl houden. |
| |
| |
| |
De held in de moderne literatuur
‘Waar zijn ze, de helden van de tegenwoordig? In China, in Ruanda, in Bosnië, op het voetbalveld? De minst waarschijnlijke plaats is in elk geval de literatuur, waar helden alleen nog in figuurlijke zin bestaan, bij wijze van spreken. In werkelijkheid komen we op papier slechts antihelden tegen, die zich hooguit spiegelen aan de helden van het verleden - waardoor hun eigen gebrek aan heroïek des te scherper tot uiting komt’ (Arnold Heumakers in de Volkskrant in een bespreking van Heldenjaren van P.F. Thomèse).
In de moderne literatuur is de echte held inderdaad met een kaarsje te zoeken. Toch is het daarom juist interessant om bij de verschillende talen literatuur over helden aan de orde te stellen. De klas wordt verdeeld in groepen. Ieder groep leest een romanfragment of verhaal, waarin een (anti-) held beschreven wordt. De leerlingen gaan na in hoeverre je de hoofdpersoon een held kunt noemen en om welk soort heldendom het dan gaat. Is bijvoorbeeld de hoofdfiguur uit Publiek Geheim van J Bernlef een held als hij weigert zijn televisiedocumentaire aan te passen aan de eisen van het regime, hoewel hij kan vermoeden dat de consequenties voor hem ingrijpend zullen zijn? De groepen brengen verslag uit over de korte inhoud van het verhaal, ze tekenen een karakteristiek van het centrale conflict, de hoofdpersonen en hun onderlinge verhouding en de verwerking van het thema en geven het (groeps) oordeel over het verhaal en de behandeling van het thema. In de jeugdliteratuur zijn de helden vaak nog wel aanwezig. Een klassegesprek in de brugklas over de helden uit kinderboeken levert veel materiaal op.
Ook in het genre van de ontsnappingsverhalen komen we de held nog in zijn oude gedaante tegen. De leerlingen lezen die verhalen, bekijken eventueel ook een James Bond-achtige videofilm en zoeken naar overeenkomsten en verschillen met het Cyclopenverhaal. Ze vragen zich in de groepen af welke extra's (electronica, wapens etc.) voor het succes zorgen, of die de list knapper maken of dat het juist goedkope oplossingen zijn. In een klassegesprek gaan de leerlingen na welk van de helden nu het slimst is en wie het predicaat held met ere mag dragen. Tenslotte volgt de vergelijking met de held Odysseus: past hij in deze rij en waarom? Enkele bekende voorbeelden: De graaf van Monte Christo van Alexander Dumas, Papillon van Henri Charrière, Colditz, 1940-1945, van P.R. Reid, of Vlucht naar de vrijheid van W.H. Birnie, veertig verhalen over ontsnappingen in en na de Tweede Wereldoorlog.
| |
Slot
Het werken met vertalingen neemt in het nieuwe programma klassieke talen een steeds grotere plaats in. Lesopzetten als deze zullen dus ook voor de classicus belangrijker worden. Reden te meer om de contacten met de collega's van de andere talen te intensiveren. In het SPL-streven naar latitudinaal literatuuronderwijs kunnen verhalen als de Odyssee een belangrijke brugfunctie vervullen.
| |
| |
| |
Bibliografie
Homerus Odysseia. De reizen van Odysseus, vertaald door Imme Dros. Amsterdam, 1991. |
Evert Hartman, De vloek van Polyfemos, de avonturen van Odysseus, Rotterdam, 1993. (jeugdboek) |
Op reis met Odysseus, de tekst van de Odyssee boek een tot en met negen, bewerkt door Imme Dros, uitgegeven door leesbevorderingsproject Sirene, Middelburg, 1994. Eerder verschenen als feuilleton in Primeur, weekblad voor jongeren (1992). |
Imme Dros, Odysseus - Een man van verhalen, Amsterdam, 1994. (jeugdboek) Caroline Fisser en Cor Geljon ‘De Cycloop in de klas, werken met vertalingen’, in: Lampas, tijdschrift voor Nederlandse classici, 27.4/5, 1994. |
|
-
eind(1.)
- Inlichtingen Odysseusproject: Zeeuwse Bibliotheek Middelburg, mevr. H. Bruynooge (coördinator Sireneproject). tel. 01180-30317.
-
eind(2.)
- Dit artikel is een bewerking van een artikel dat in december 1994 verscheen in Lampas. De lesopzet 'Homerus en Hartman' is van Caroline Fisser, de les 'De held verzint een list' is van Cor Geljon.
-
eind(3.)
- A Dros pag. 148, r 7; Hartman pag. 28 tot aan regel wit pag. 31. Toevoeging Hartman: de makkers ruziën om de wijn van Maron; Odysseus' droom. B Dros pag. 148, r 15; Hartman pag. 30 vanaf regel wit, regel 7 of 12. C Dros pag. 148 r 33; Hartman pag. 31, onderaan, na regel wit. D Dros pag. 150 r 4; Hartman pag. 32, onderaan, een na laatste regel. E Dros pag. 150 r 22; Hartman pag. 33 na regel wit. F Dros pag. 151, r 2; Hartman pag. 34, 3e alinea. G Dros pag. 152 r 1; Hartman pag. 35, r 9; H Dros pag. 152, r 21; Hartman, Hoofdstuk 5, pag. 37. Toevoeging Hartman: ruzie onder de makkers. Weglating: loten; I Dros pag. 153 r 16; Hartman pag. 39, 6e regel van onderen. J Dros pag. 154, r 26; Hartman pag. 41 r 8. K Dros pag. 155, r 2; Hartman pag. 41, r 20; L Dros pag. 155, r 26; Hartman pag. 42, r 16; M Dros pag. 156, r 6; Hartman pag. 43, r 24; N Dros pag. 157, r 12; Hartman pag. 45, r 4. O Dros pag. 160, r 7; Hartman, Hoofdstuk 6, pag. 47.
-
eind(4.)
- Homerus beschrijft slechts twee emoties bij de makkers: enthousiasme en verdriet, maar dat wordt door Odysseus zelfs in de kiem gesmoord. Zelf is Odysseus geïrriteerd. Bij Hartman zijn de makkers achtereenvolgens: blij, verbaasd, verbijsterd, verdrietig, angstig en nerveus. Odysseus is ook hier geïrriteerd.
-
eind(5.)
- Polyphemus heeft enkele makkers van Odysseus opgegeten. De volgende dag vertrekt hij, na de grot weer afgesloten te hebben. In deze passage wijkt Hartman meer van de tekst van Homerus af. Bij Homerus/Dros overweegt Odysseus bij zich zelf een plan, namelijk om de Cycloop het ene oog uit te steken en dat plan wordt vervolgens voorbereid door de makkers. In deze passage komt 1x een emotie voor, namelijk van Odysseus: koortsachtig tobbend. De makkers spelen eigenlijk geen rol. Zij gehoorzamen slechts, emotieloos(?). Hartman laat Odysseus zijn plan in een dialoog met zijn makkers ontvouwen. De makkers spelen een dominante rol hierin. Zij zijn achtereenvolgens: ontzet, woedend, verbeten, ongelovig, wanhopig, sarcastisch (‘antwoordde P. droog’), gespannen, ongelovig, verbaasd, gereserveerd. Odysseus gedraagt zich: afwerend, sussend, woedend, met gespeelde kalmte.
|