| |
| |
| |
Ronald Soetaert, Guy van Belle
Schermen met geletterdheid
Laten we beginnen met een beeld. De boekenbeurs in Frankfurt waar Monika van Paemel zich vrolijk van receptie naar receptie spoedt (in opdracht van Ziggurat, het BRTN-kunstprogramma). Zij nadert een poster (‘Buch und Media’), loopt een stand voorbij (‘Konzepte die Ideen lesbar machen’) en stopt verbijsterd voor een zaaltje met computers. En wendt zich met misprijzen af: ‘Het software speelpark heeft niets meer met het boek te maken. Het is een ander medium. Over de bedreiging van de beeldcultuur is al heel wat geschreven. We zouden in plaatjes en pictogrammen gaan denken. Maar deze flipperkasten lijken op een goedkoop speelhol. Het is pas als je ziet hoe kinderen door dit spel worden gegrepen dat je je zorgen gaat maken.’
Het lijkt bon ton om over de bedreiging van de beeldcultuur in termen van cultuurverval te fulmineren. Georges Steiner verzet zich al jaren tegen de voortschrijdende afkalving van de klassieke geletterde cultuur. Neil Postman schreef in Amusing ourselves to death dat ‘de door de televisie geschapen epistemologie’ niet alleen inferieur is, maar ook ‘absurd en gevaarlijk’.
Schermen - waar ze ook naar verwijzen: tv of computer - blijken voor geletterden een bron van ergernis. In deze bijdrage willen wij in elk geval een andere bron aanboren: we menen dat de kritiek jegens media als tv en computer eenzijdig en kortzichtig is als de schermcultuur en bloc verdacht wordt gemaakt. Zeker als we beseffen welke enorme evolutie vandaag samengebracht wordt in dat zaaltje van Monika van Paemel: ‘Buch und Media’. Het is weinig zinvol boeken en andere media tegenover elkaar uit te spelen.
Neem de kritiek van Postman tegen televisie. Uiteraard zijn wij ons bewust van het treurige niveau van de gemiddelde televisie-avond, maar tegelijkertijd vragen we ons af of men nog wel geletterd - op niveau - kan zijn zonder televisie. We hebben het niet zozeer over de weetjes waarmee min of meer geletterden hun dagelijkse conversatie versieren maar vooral over wat geletterden kunnen leren via het scherm, via het beeld, als een superieure vorm van informatie of amusement. Kortom, deze bijdrage gaat over de onderschatting van het scherm, een scherm waarop vandaag woord en beeld, fictie en informatie verschijnen. Een genuanceerde verdediging lijkt ons daarbij noodzakelijk.
Trouwens, tv en film zijn als beeldcultuur allang een wezenlijk onderdeel van geletterdheid. Dit jaar constateerden wij bijvoorbeeld dat in drie VPRO-uitzendingen (‘Zomergasten’, ‘Geleerd in augustus’ en ‘Woord en Beeld’) ruim gebruik werd gemaakt van beeldcitaten om bijzonder boeiende gesprekken te illustreren. Het leek erop alsof de VPRO een offensief voerde om te tonen dat de inhoud van geletterdheid inderdaad ook uit tv- of filmfragmenten kan bestaan.
Wij denken dat diegenen die bijvoorbeeld de programma's met Peter Sellars of Edgar Reitz deze zomer niet gezien hebben, iets minder geletterd zijn. Maar kom, laten we niet in de fout van de literair geletterden vervallen, en tegen elkaar opbieden. Wat die interviews betreft, is het ook zo dat via de dialoog,
| |
| |
het gesproken woord, kennis op een eigen manier overgedragen wordt. Op zijn best keert de televisie terug naar een vorm van orale cultuur waarbij het ritme van het gesproken woord aan de presentatie een bijzondere kracht geeft. Dialogen en discussies creëren mogelijkheden om via tegenspraak, nuancering, consensus... een bepaalde kwestie uit te diepen. Wij hebben zeker even veel over nationalisme geleerd uit de interviews van Michael Ignatieff als uit om het even welk boek. Niet alleen hoorde en zag je mensen van vlees en bloed die aan het woord kwamen over wat hen beroerde, het was ook mogelijk discussies te volgen waarin de sprekers uitgedaagd werden om de essentie van hun denken te formuleren. En zonder één boek van Dennett of Toulmin te lezen, was het mogelijk om gefascineerd te raken door wat zij zelf als essentie van hun werk met Kayser bespraken (VPRO-serie ‘Een schitterend ongeluk’). De interviews van Kayser met Konrád, Steiner, Marquez en Semprun lijken ons een literaire ervaring; het waren essays in beeld. Ach, we weten wel dat het hier om uitzonderingen gaat, maar wie zorgvuldig selecteert - uiteraard ook in het buitenlandse aanbod - kan wekelijks iets beleven dat het bewaren op video waard is.
Waarom zou er geen boek worden gemaakt voor het scherm, waarin tekst te lezen is, afgewisseld met mondelinge uitleg en discussie? Op de conferentie ‘The Doors of Perception’ (Amsterdam 1993) kon men daar al een mooi voorbeeld van zien en lezen: Marvin Minsky's fascinerend boek Society of the Mind wordt heruitgegeven op CD-rom. Tijdens het lezen komt Minsky in hoogsteigen persoon zowaar vanachter een boekillustratie gewandeld om meer uitleg te geven bij een fascinerende passage.
Maar zo zijn we bij computertoepassingen gekomen - het software speelpark - waar ook zoveel bedreiging voor dé cultuur blijkt van uit te gaan, terwijl er hier sprake is van één van de belangrijkste verschuivingen van de 20ste eeuw. De computertechnologie digitaliseert onze cultuur, en zo wordt het mogelijk woord, beeld en klank op één medium samen te brengen. En dat is spannend. Het is uitermate kortzichtig steeds te wijzen op commerciële uitwassen - wrede videofilms & spelletjes en onnozele spel- & praatprogramma's - om zo een hele schermcultuur af te wijzen. Terwijl natuurlijk dezelfde onnozelheid en wreedheid ook in boeken bewaard wordt. Een geletterde reactie vraagt meer nuance.
Niet dat wij u willen bekeren tot louter beeld. Wel willen wij u verleiden om het scherm au sérieux te nemen. Wie tussen woord en beeld kiest, wordt het slachtoffer van zijn eenkennigheid voor bijvoorbeeld het geschreven woord.
Wie dus het zaaltje van Monika binnengaat mag zich uiteraard ergeren maar dient zich te realiseren dat daar een belangrijke sprong in onze cultuur te zien was, vergelijkbaar met de uitvinding van de boekdrukkunst. Maar dat lijkt dan wel typisch menselijk: ook toen de boekdrukkunst het licht zag, waren velen blind voor het belang van die revolutie.
| |
Boek en machine
Als we een revolutie meemaken die te vergelijken is met de Gutenberg-revolutie dan kunnen we ook wat van het verleden leren. We constateren bijvoor- | |
| |
beeld dat transformaties in het denken, lezen, schrijven en handelen o.i.v. een nieuw medium niet van de ene op de andere dag gebeuren. Het gaat om honderden jaren evolutie, waarvan we de resultaten vandaag als ‘natuurlijk’ beschouwen. Bijvoorbeeld, op het moment dat de boekdrukkunst ontstaat op het einde van de 15de eeuw is men zich tijdens de eerste jaren amper bewust van de cultuurbreuk die op gang komt.
Rome (daarmee bedoelen we dan de katholieke kerk) reageerde amper op de boekdrukkunst: drukken was toch hetzelfde als overschrijven?. Maar Luther had het door: voor hem was de boekdrukkunst een godsgeschenk, speciaal uitgevonden - aldus Luther - om het de paus lastig te maken. In elk geval, het duurde een tijdje voor men doorhad welke verschuivingen de boekdrukkunst veroorzaakte.
Zoals we weten: in den beginne was het Woord. En daarna kwam het schrift, dan de boekdrukkunst én dan de computer. Al deze media hebben onze blik op cultuur, geletterdheid en onszelf gewijzigd. Met het schrift en later de boekdrukkunst werd het geheugen als het ware veruitwendigd: het schrift, het boek was een geheugensteun buiten het bewustzijn. En schrift & drukwerk - woorden in beeld - laten manipulatie toe. Met de komst van de computer escaleert dit: het kan allemaal sneller, en het wordt anders.
Het effect van de nieuwe revolutie na Gutenberg komt traag in beeld. Maar één ding wordt al duidelijk zichtbaar: niet het boek is het medium, maar het scherm. En hebben we het niet geleerd van McLuhan: ‘the medium is the message’?
| |
Schrijven en lezen op scherm
Laten we ons verhaal over computers beginnen op het moment dat schermen als tekstverwerkers gebruikt werden. Schrijven werd dan al vlug iets heel anders. Wie op scherm schrijft, kan immers op een vlugge manier zijn gedachten vorm geven, de elektronische tekst is onmiddellijk voorhanden, en is dan een handig object van manipulatie & van interactie. Ook samen schrijven en communiceren over teksten wordt comfortabel. En andere teksten - hele bibliotheken - zijn on-line beschikbaar.
Aanvankelijk - en nog steeds - wordt het lezen op scherm als iets oneigenlijks beschouwd. Schermen missen immers de charme van boeken, zo wordt geklaagd. Maar door te gaan schrijven op scherm, is lezen op het scherm steeds meer ingeburgerd. Zeker als blijkt dat computers zoveel handiger en vlugger informatie toegankelijk maken en laten lezen.
Zoals men zich vaak niet bewust was van de betekenis van de boekdrukkunst, werd dat scherm gebruikt als een alternatief voor papier; en het effect van software op ons denken, schrijven en handelen ontsnapte aan de waarneming. Hetzelfde gold lang voor het tv-scherm dat aanvankelijk beschouwd werd als een doorgeefluik; maar het veranderde al vlug in een scherm op de wereld, een leverancier van een wereldbeeld.
Steeds meer groeit het inzicht dat al die nieuwe technologie op scherm ons denken, schrijven en lezen zal beïnvloeden en (her)structureren. Vandaag worden drukwerk en elektronische tekst met elkaar geconfronteerd, als twee ma- | |
| |
nieren om met informatie om te gaan. Wat gebeurt er precies als een tekst op scherm komt, bewerkt en bewaard wordt?.
Het merkwaardige is ongetwijfeld dat het om meer dan een scherm gaat, dat scherm hangt immers vast aan een machine. Jawel, onze geliefde geletterdheid komt op een machine terecht. Reden tot ongerustheid, maar ook reden om de verschuiving van tekst naar elektronische tekst, hypertext als een alternatief voor de boekdrukkunst te bekijken. Hoe ontstond hypertext? Wat wordt er precies mee bedoeld en hoe wordt het gebruikt?
| |
Hypertext
Over de mogelijkheden van de computer droomde Ted Nelson: één van de eersten die gefascineerd werd door het ontwerpen van zo'n allesomvattend schrijf-, lees- en informatiesysteem, een machine van geletterdheid. We schrijven 1960. Nelson schrijft een essay en hij legt een traditioneel kaartensysteem aan dat hem echter op diverse niveaus niet voldoet. Hij besluit een cursus programmeren te volgen om een systeem te ontwikkelen dat niet alleen orde brengt in de informatie maar ook in staat is om die informatie - én ook teksten - op diverse niveaus en manieren met elkaar te verbinden.
In hypertext-taal heten de stukken van informatie ‘nodes’, en dat kan gaan over cijfers, woorden, paragrafen, volledige teksten, hele tekstverzamelingen. Maar niet alleen woorden kunnen tot ‘nodes’ gepromoveerd worden: ook klank en beeld horen hier thuis. Verbindingen tussen nodes worden ‘links’ genoemd. Een geheel van nodes en links vormen een netwerk. In een netwerk is elke node verbonden met ten minste één andere node.
Bijvoorbeeld bij het lezen van een toneelstuk van Shakespeare, kan men gesproken tekst beluisteren, een fragment uit een opvoering bekijken, een waaier aan kritische reacties oproepen en allerhande informatie opvragen zoals woordenschat, historische achtergrond, karaktertyperingen, de architectuur van het theater van toen (the Globe Theatre), de biografie van de schrijver..
Informatie in zo'n netwerk ziet er dus anders uit dan in een boek, het netwerk doorbreekt de structuur van boeken. De gebruiker kan actief doorheen het netwerk navigeren, kan de informatie ordenen en herordenen. In boeken kan dat ook, maar op computers kan het vlugger en comfortabeler.
Zo ontstaat een nieuw medium als gevolg van een technologische revolutie, een medium dat ons denken en onze expressie verandert, een medium dat een nieuwe praktijk en retoriek, een nieuwe theorie vereist. ‘Nieuw’ klopt in feite niet, want wat hier technologisch gebeurt, hangt al langer in de lucht.
| |
Kennis als constructie
Wat we hierboven geschreven hebben over elektronische communicatie-netwerken - met als voorbeeld hypertext - weerspiegelt op een merkwaardige manier de moderne verhouding jegens informatie en kennis; een relatie die ook wetenschapsfilosofisch en kennistheoretisch kan worden ondersteund.
Kennis wordt immers steeds meer omschreven als een constructie die ontstaat als iets dat in gemeenschap, in dialoog groeit - als gevolg van onderhandelingen. Als we het over teksten hebben, impliceert dit dat een tekst zijn beteke- | |
| |
nis krijgt als onderdeel van een traditie. De tekst gaat functioneren in een netwerk van andere teksten.
De teksten waarmee relaties opgebouwd worden zijn in de boekencultuur vaak niet rechtstreeks voorhanden, terwijl computers die binnen handbereik brengen. En door de technologie worden de netwerken nu letterlijk op scherm zichtbaar. Door een tekst op scherm te lezen krijgen we een ander beeld van wat een tekst kan zijn. Zoals we hierboven gezien hebben kunnen stukken tekst een eigen leven leiden, maar ook hiërarchieën kunnen door elkaar gehaald worden. Bijvoorbeeld voetnoten kunnen uitgroeien tot boeken en bibliotheken.
Wie door een hypertext bladert of beter gezegd, navigeert ondervindt aan de lijve een andere leeshouding die spoort met de manier waarop heel wat moderne leestheorieën (Iser, Ricoeur, Fish, Bruner) het lezen leven ingeblazen hebben: als een produktieve bezigheid.
Kortom, door de tekst op scherm te brengen, vervagen niet alleen de grenzen tussen teksten, ook de grenzen tussen schrijvers en lezers veranderen. Ook in het onderwijs zijn grensveranderingen te signaleren: door nieuwe manieren om met tekst en informatie om te gaan wijzigt niet alleen de inhoud maar ook de methode, de relatie tussen leraar en leerlingen wordt anders, en de instituties waarin onderwijs gegeven wordt zullen zich moeten aanpassen.
| |
Onderwijs
Zoals hierboven al gesteld, stimuleren de nieuwe media een actieve benadering van kennis. Hiermee sluiten hypermedia-ontwikkelaars - bewust of onbewust - aan bij moderne onderwijskundige inzichten waarin afgestapt wordt van louter kennisoverdracht ten voordele van aandacht voor het leerproces. De technologische vernieuwing bestaat erin dat de computer in dat proces verschijnt als ondersteunende processor.
Door de technologie kan ook makkelijker een beroep gedaan worden op achtergrondinformatie waardoor het interdisciplinair karakter van alle kennis in beeld komt.
In een hypertext-toepassing over de Nigeriaanse schrijver Wole Soyinka verzamelen Amerikaanse literatuurstudenten naast teksten, annotaties en illustraties ook historische, sociaal-culturele en antropologische studies. Bij het lezen van de literaire tekst worden verklaringen gezocht in begeleidend materiaal, dat desgewenst simultaan op scherm kan worden gebracht.
Uit zo'n voorbeeld blijkt dat niet alleen de grenzen van kennisgebieden of vakken vervagen, maar dat ook de muren van scholen, klassen en bibliotheken worden doorbroken. Het computerscherm maakt van de klas een virtuele ruimte van waaruit leerlingen en leraren contact hebben met andere scholen, andere bibliotheken, andere instellingen ... De computer is dus niet alleen een bron van kennis, maar creëert ook een nieuwe omgeving. De gebruikers worden gestimuleerd om hun informatie te delen, én over die informatie in dialoog te treden (samenschrijven, revisies maken, participeren in netwerken....).
Dit houdt dan niet in dat een leraar overbodig wordt, hij krijgt echter wel een
| |
| |
nieuwe rol. En ook dit spoort met de veranderende visie op de functie van de leraar als begeleider i.p.v. conservator van kennis. Hij wordt - om in computertaal te spreken - de Sysop (system operator) die het leren op gang houdt, met inzicht in doelstellingen, met advies over vaardigheden die het actieve en sociale karakter van leren ondersteunen. Maar ook computertoepassingen in de klas kunnen didactisch verantwoord zijn: wie kan nu tegen software zijn waarin een soort ‘leraar in een box’ meegegeven wordt: software die iets weet van wie leert (het leerling-model), wat geleerd wordt (de kennisbasis), hoe iets moet geleerd worden (het expert domein). Het resultaat is een uiterst geduldige leraar, steeds bereikbaar.. - die zelden machinaal reageert.
Tot slot willen we nog eens beklemtonen dat het om meer gaat dan het verbale. Via multimedia kan heel wat gesimuleerd en gevisualiseerd worden. Eén beeld leert soms meer dan duizend woorden.
De klachten over de overschatting van de beeldcultuur in onze moderne maatschappij, gaan voorbij aan de onderschatting van het gebruik van het beeld in het onderwijs. Het gaat dan over meer dan louter illustraties.
Actief omgaan met het beeld werkt motiverend en sluit aan bij correcties die vandaag kunnen worden uitgevoerd op een te verbaal, te passief, te analytisch... onderwijs. Deze denk- en leerwijzen lijken sterk verbonden met de manier waarop kennis in een boek wordt gepresenteerd. Hypertext-toepassingen belichten een andere relatie tot kennis: dynamisch, synthetisch en vooral meer associatief en intuïtief. En precies die invalshoek belooft een noodzakelijke aanvulling te zijn voor de modernisering van het onderwijs.
Het is zeker niet onze bedoeling de menselijke intelligentie te splijten in een aantal contrasterende paren: woord versus beeld, boekdrukkunst versus elektronische tekst, statisch-dynamisch, ouderwets-modern, enz.
De uitdaging bestaat erin de sterke kanten van beide polen of denkstijlen met elkaar te verbinden. Precies het scherm creëert mogelijkheden om het verbale - geschreven & gesproken woord - en het audio-visuele samen te brengen. Daardoor veranderen de grenzen en de inhouden van de geletterdheid. Over de inhouden van en de houding tegenover culturele geletterdheid handelt het volgend deel.
| |
Bloemlezingen
Eén van de belangrijkste problemen van het literatuuronderwijs vandaag kan in beeld gebracht worden door te wijzen op het feit dat de leraren en leerlingen die in een klas samenzitten, deelnemen aan aparte culturele en sociale netwerken. Iedere geletterdheid zit vaak op een bepaalde manier opgesloten in zo'n web. De vraag voor een modern (literatuur)onderwijs luidt: hoe verbinden wij die netwerken? En welke verbinding kan als ‘geletterdheid’ tellen?
In een onderwijsproject (RUG) behandelen we dit probleem vanuit Europese klassieke teksten als Robinson Crusoe van Defoe en Don Quichote van Cervantes. Het zijn klassieke werken die veel met onze geletterdheid te maken hebben. Vele lezers werden via deze verhalen (vaak bewerkingen ervan, jeugdversies, filmversies, stripverhalen) geïnitieerd in de literaire cultuur. Het zijn ook verhalen die aan het begin van onze romantraditie staan, en die bin- | |
| |
nen de westerse cultuur gebruikt werden om iets over die cultuur te vertellen (Cervantes, Defoe, Shakespeare en de bijbel zullen wel ongeveer de meest geciteerde namen zijn).
Op een geletterde manier omgaan met deze teksten impliceert o.a. verwijzingen kunnen herkennen, de tekst in een netwerk kunnen plaatsen, zowel louter literair als in een ruimer kader.
Goed onderwijs zou leerlingen moeten leren navigeren doorheen deze netwerken waarbij ook hun eigen leefwereld een plaats krijgt. Laten we ons hier toespitsen op het probleem van de tekstverzameling. Wie zo'n verzameling rond bijvoorbeeld Robinson Crusoe samenstelt, wordt geconfronteerd met een web aan verwijzingen. En het gaat verder dan het woord alleen: ook tekeningen, schilderijen, muziek, films, video, stripverhalen ... spelen een belangrijke rol in zo'n intertekstueel netwerk. Nogmaals, de bedoeling van zo'n verzameling is de gebruikers een eigen weg te laten vinden doorheen het materiaal. Onze eigen ambitie bestaat er ook in om zo'n netwerk aan teksten beschikbaar te maken, waarin de gebruikers kunnen grasduinen en keuzes maken. Op die manier leren ze ook met informatie omgaan vanuit diverse perspectieven (interdisciplinair); ze leren de canon kennen als een historische constructie; ze krijgen inzicht in het dynamische karakter van literatuur via de vele mogelijke correcties en bewerkingen (waaruit de invloed van Robinson Crusoe spreekt)...
Door de omvang en heterogeniteit van het materiaal is een dergelijke teksten beeldverzameling als gedrukte bloemlezing een onmogelijke onderneming. De computer komt de leraar ter hulp om een levendige en min of meer levende bloemlezing te maken waarin hij makkelijker nieuw materiaal aanspreekt en toevoegt om in te spelen op vragen van leerlingen, om nieuwe maatschappelijke thema's te behandelen, om aan te sluiten bij nieuwe genres die in de moderne maatschappij ontstaan.
Geen wonder dat een strakke canon het produkt is van de boekdrukkunst, waarin maar traag gereageerd kan worden op correcties. Een hypertext of hypermedia toepassing sluit dus meer aan bij recente visies op canonvorming in de literatuurwetenschap.
| |
Postmoderne literatuur en literatuur
Wij hebben het al een paar keer vermeld: de literaire theorie, de filosofie lijkt de technologie geestelijk allang voorbereid te hebben. Hypermedia laten zich lezen als een letterlijke toepassing van moderne filosofische inzichten.
Wat we hierboven schreven over nodes, links en netwerken komt - ook wat woordenschat betreft - sterk overeen met de manier waarop Derrida, Foucault, Barthes, Bakhtin de cultuur getypeerd hebben. Roland Barthes schreef reeds in 1968, we parafraseren zijn proza: het besef groeit dat de tekst niet langer meer leidt tot een éne, dé enige theologische betekenis die teruggaat op de auteur als een soort God. Neen, moderne teksten creëren een ruimte waarin diverse teksten samenkomen en botsen.
Opvallend ook is het feit dat het navigeren in zo'n ruimte van informatie en teksten een gevoel creëert dat precies vandaag in het postmoderne denken zo
| |
| |
centraal staat: het feit dat het perspectief van waaruit we lezen kan wisselen en moeilijk aanspraak kan maken op autoriteit om het hele systeem te overzien (het centrum als functie bij Derrida). De literaire critici die het postmodernisme begeleiden typeren bijv. een postmoderne roman als volgt: ‘Elke tekst is een node in een multidimensionaal netwerk, één van de ontelbare nodes (..). Samen maken ze geen wandtapijt. Geen coherent beeld verschijnt, er is niemand die geen deel uitmaakt van het werk, er is geen positie buiten het netwerk..’
Maar niet alleen de theorie probeert uit het boek te ontsnappen. Ook in de literatuur zelf zijn heel wat teksten te vinden die bij wijze van paradoxaal experiment het boek proberen te buiten te gaan. Onvermijdelijk bij elk experiment worden Tristram Shandy van Laurence Sterne, Ulysses en Finnegans Wake van James Joyce vermeld. Maar de (post)moderne literatuurgeschiedenis staat er vol van: Gerrit Krol, Cortázar (die de lezer aanmaant om zijn roman zomaar ergens te beginnen), Queneau (schreef een soort van sonnettenmachine), Burroughs (de techniek van ‘cut up’), Borges (het verhaal als ‘een netwerk van mogelijkheden’), Calvino (zijn ambitie voor het schrijven van een ‘hyperroman’, of zijn beschrijving van de moderne roman als ‘een groot netwerk’). Vandaag wordt heel wat literatuur als hypertexts avant-la-lettre beschreven. De vergelijking kan voor de lezer nogal geforceerd overkomen, als een vorm van projectie, maar zo werkt het literaire systeem.
Steeds weer staat een nieuwe literatuur - of literatuuropvatting - klaar om nieuwe vormen en functies, effecten te verdedigen. Borges schreef dat elke schrijver zijn voorouders creëert, en zijn eigen stamboom maakt. En Walter Benjamin constateerde dat in de geschiedenis van elke kunstvorm er vaak periodes optreden waarbij kunstenaars aspiraties krijgen die in principe slechts gerealiseerd kunnen worden door een verandering in het medium zelf. En dat impliceert een vernieuwing in de vorm van een technische sprong die uiteindelijk een nieuwe kunstvorm wordt: fotografie, film, video .. zijn er voorbeelden van.
Ook literatuur zal veranderen als het geschreven woord muteert in een elektronische tekst. Elektronisch lezen en schrijven zijn een direct antwoord op de begrenzingen van het gedrukte boek. Ondertussen zijn de moderne kunsten in interactie met elkaar gegaan: literatuur met film, fotografie, video, muziek... Daardoor zal weliswaar niet alles verdwijnen, maar toch zal er veel muteren. En hier moeten we wel nieuwsgierig zijn naar de spannende pogingen om nieuwe genres te creëren met nieuwe media. Ook binnen die nieuwe media zullen er grenzen ontstaan waarmee auteurs moeten leren werken.
Hoe zal zo'n nieuw genre eruit zien?
| |
Babel
Anders in elk geval dan bij de boekdrukkunst.
Wat revolutionair was in de eerste jaren van de boekdrukkunst was niet zozeer de inhoud van de boeken, maar de groeiende toegankelijkheid tot kennis. Gedrukte boeken maakten van de wereld een bibliotheek, in elk huis een plank boeken. Een Babel aan boeken.
| |
| |
Computers helpen ons van het papier af, maar wat krijgen we in de plaats? In elk geval willen we niet suggereren dat we via die Toren van Babel in de hemel terechtgekomen zijn. Maar eerder op een volgende verdieping in die Toren, en zo in een Babel van Informatie.
Als de sprong de logische stappen domineert, als die sprong het gevoel geeft van een verlies aan ‘een centrum’, dan kan hypertext als medium metaforisch staan voor het postmoderne levensgevoel. McLuhan voorspelde dat de elektronische mens zou vervreemden van de traditionele wereld: alles wat stabiel, uniform en verbonden leek, is immers in bewegin
We leven in een informatiemaatschappij, waarin informatie echter simultaan, discontinu en dynamisch op ons afkomt. Het zijn nieuwe vormen van kennis en ervaring die verschillen van de manieren waarop we met boeken omgaan. In die zin, was zoals we hierboven betoogd hebben, onze postmoderne maatschappij geestelijk klaar voor hypermedia.
We moeten dus wel de trap op naar die nieuwe verdieping in de Toren van Babel. We moeten binnen in het zaaltje van Monika, op zoek naar schermen met geletterdheid.
Dit artikel is de tekst van de lezing uitgesproken op de Algemene Conferentie van de Nederlandse Taal en Letteren ‘Een Beeld van Belezenheid’, die werd georganiseerd door de Nederlandse Taalunie in het Provinciehuis Antwerpen op 5 november 1993. De bijdrage verscheen ook in De Vlaamse Gids, jrg. 1994.
|
|