Anja Bijlsma-Lindaart
In Hellevoetsluis leest men poëzie in bundels
Op de Christelijke Scholengemeenschap Jacob van Liesveldt wordt in twee schoolonderzoeken van het VWO-examen Nederlands poëzievaardigheid getoetst. Het eerste schoolonderzoek bestaat uit een analyse en interpretatie van een niet eerder besproken gedicht of een reeks gedichten. Door middel van vragen over de lexicale, grammaticale en formele fase van het gedicht komen de leerlingen tot een analyse. Hierbij worden begrippen als zinsbouw, metrum, rijm, beeldspraak en stijltoon getoetst. Bij de interpretatie gaat de leerling nader in op functie van witregels, symboliek en verwijzingen.
Naast deze min of meer klassieke aanpak hanteren de docenten ook een minder gebruikelijke, die mogelijk anderen zal inspireren. Voor het tweede schoolonderzoek namelijk maakt de leerling een poëzie-werkstuk over een dichtbundel. Dat past dus uitstekend in de voorstellen van de CVEN om VWO-leerlingen ofwel een dichtbundel of een essaybundel te laten lezen. De leerling kiest een bundel die hem of haar aanspreekt en verwerkt voor dit boek de volgende opdrachten, die gekoppeld zijn aan de diverse hoofdstukken van het werkstuk.
De inleiding bestaat uit een verantwoording van de keuze en beschrijving hoe en waar materiaal gevonden is.
Het eerste hoofdstuk bevat een biografie en bibliografie van de dichter; het tweede een uitgebreide beschrijving van de stroming waartoe de dichter behoort. Daarvoor is in de eigen boeken en in de bibliotheken doorgaans meer dan genoeg te vinden.
In het derde hoofdstuk worden drie recensies samengevat die over de bundel verschenen zijn. Hierbij moet de leerling die recensies evalueren: zijn ze positief of gematigd bijvoorbeeld, doen ze recht aan de bundel, welke is het meest overtuigend etc. De leerling formuleert zijn of haar reactie in een commentaar.
Het vierde hoofdstuk bevat een bespreking van minimaal twee secundaire werken over de bundel of eventueel over het werk van de dichter in het algemeen. Synthesedeeltjes ‘over de poëzie van...’, ‘beschouwingen over en interviews met...’, en dergelijke bronnen.
In het vijfde hoofdstuk staan tien gedichten die de leerling het meest aanspreken, met een verantwoording van de keuze en in hoofdstuk zes ten slotte volgt een complete analyse van een van die tien gedichten.
Hoewel het maken van dit werkstuk veel tijd en energie kost, hebben de meeste leerlingen na afloop het gevoel zelf veel ontdekt te hebben. Ze worden