Bij het omslag
Een avond in Arnhem, november laatstleden. Veel volk in het keldercafé van de Schouwburg. Er zou, ter gelegenheid van de start van het Sirene-project - zie elders in dit nummer- gediscussieerd worden over het literatuuronderwijs. Er was een mevrouw, gedeputeerde van de provincie Gelderland die het startschot gaf. Er waren leraren, bibliotheekmensen, projectmedewerkers, zwervers die overal aanschuiven waar het warm en gezellig is. Men viel elkander opgewekt bij, dat er heel wat loos was aan het literatuuronderwijs en men wist ook, heel goed, wat daaraan gedaan kon worden, als de staatssecretaris maar dit en de scholen maar dat. Wat door anderen weer betwijfeld werd. En of de bibliotheek eigenlijk wel bekend was bij al die literaire vormers, sommigen zag je er toch nooit?
Onze Stichting Promotie Literatuuronderwijs deed ook mee, want die is bij het Sirene-project in Gelderland en Zeeland betrokken. En van de schrijvers was er een die het standpunt van de gelezenen zou verwoorden.
Toen die uit zijn eigen werk ging voorlezen en daarbij ook nog tekenen op grote vellen, raakten alle aanwezigen in de ban van de literatuur zelf en gaven zich over aan de voordracht van aanspreekbare gedichten en de lijnen die de dichter daarbij zette.
De titel van de bundel waaruit hij overtuigend citeerde kwam nogal wat docenten bekend voor, maar ze bleken zich een paar letters te vergissen: Multiple Noise staat er op de kaft. De bundel verscheen in 1992 bij Leopold en bevat ‘gedichten, schetsen, studies, krabbels en kladjes’. Dichter en tekenaar strijden om de voorrang, beiden bereikten een professioneel niveau dat er zijn mag.
Ted van Lieshout schreef al heel wat voor jonge en iets oudere jeugdige lezers. Hij kreeg zilveren griffels voor Och, ik elleboog me er wel doorheen en Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel, beide dichtbundels, en Vlag & Wimpels voor zijn verhalen De allerliefste jongen van de hele wereld en Ik ben een held.
Van Lieshout verstaat als weinig anderen de kunst om zich te vereenzelvigen met de jonge puber. In veel van zijn poëzie is de verwarring van die leeftijd, in het bijzonder de ontdekking van de sexualiteit, adequaat verwoord. De woorden worden evenzeer geijkt als de daden.
Het woord geil is om mij uit te schelden.
Ik bedoel iets dat oprechter is en schoon,
al is het vuil. Niemand gaat uit vrije wil
voelen aan andermans dagelijks te wassen deel,
dat tegen de buitenwereld beschermd wordt
door onderbroek en wasmachine en deur op slot.
Hoe kan ik geloven in echte liefde
als het gaat om poep en pies en baby's