Zonder goed onderhoud van de taal verschraalt het denken.’ (fragment uit betoog van Hella Haasse, gesproken op de Dag van het literatuuronderwijs, 30 oktober 1992)
Uleest. Dus bent u schrijver. Wie immers vertelt dit verhaal? Ik al lang niet meer. U geeft nu uw betekenis. Een betekenis. Uw bekentenis. Zonder u, lezer, is deze tekst niet verteld. Zo beschouwd maakt lezen van elke lezer een schrijver. Of een verteller. Wie teksten hoort, kan verder vertellen en schrijven. Zo ook wie teksten leest. Hoe meer mensen toegang tot verhalen hebben, hoe meer culturen gedeeld worden en voortbestaan. Hoe meer verhalen, hoe meer besef van een veelzijdige betekeniswereld, van een eigen kleur. In de lezer komen oneindig veel geschriften samen. Zomaar op straat, in de klas, in de bibliotheek, in de bioscoop, in de supermarkt, in de brievenbus, op het bureau, in een luie stoel.
Verplicht lezen is een groot goed. Na school kun je tenminste de krant lezen, het spoorboekje en niet te vergeten de ondertitels op televisie. Maar met diezelfde verplichting houdt het lekker lezen meestal op. Als lezen niets meer met persoonlijk plezier te maken heeft, en de impuls tot lezen van buiten komt, waar blijft dan dat gevoel van ontdekken, van ontspanning, van geraaktheid? Het plezier van de tekst is vaak te kort geweest. Lezen is te snel functioneel gemaakt. Heeft teveel te maken met de zakelijke kanten van taal. Om het citaat van Hella Haasse nog uit te breiden: ‘(...) Wat kunnen leraren Nederlands hun leerlingen meer, beter, geven dan de taal als weermiddel tegen simplificaties van denken, dan taal als instrument om individueel bewustzijn uit te drukken? Maar dat eist veel van leraren Nederlands. Het eist inzet, eruditie, goede smaak, kennis, uithoudingsvermogen, en voor alles: geestdrift.’ En de nieuwsgierigheid om gebruik te maken van de expertise en vaardigheden van een docent Literaire Vorming.
Werkelijkheid: die van de schrijver, die van elke lezer. Vandaag zus, morgen zo. De werkelijkheid van de zin. De werkelijkheid van de pagina. De werkelijkheid van het omslag. De werkelijkheid van even geleden toen u deze woorden las. Het polyvalente karakter van een literaire tekst: de werkelijkheid ligt open, onbepaald, meerduidig en discontinu voor de lezer. De werkelijkheid van mijn interpretatie naast de uwe, en die van vandaag alvast naast die van morgen.
Xantippe. Een naam die begint met een X. Ik heb haar ontdekt toen ik zeven jaar was. Ik las graag in de Succesagenda van mijn vader. Aan de telefoon hoorde ik hem weleens anders spellen dan de juffrouw mij op school leerde. ‘Dat is het telefoonalfabet’, zei mijn vader. En zo ontdekte ik weer