[Nummer 3]
Tsjip
En zy die lezen kunnen, lezen zy inderdaad? Zo neen, waartoe dient het? Zo ja, wát lezen zy? Wat werkt het uit? Ik ontdek er niets van, en weet dat het boeken-debiet hier-te-lande -met uitzondering van de godzalighedens, maar die worden minder gelezen dan gekocht- in zeer ongunstige verhouding staat tot het bevolkingscyfer. De vraag moet zyn: hoeveel wordt er gelezen, wát wordt er gelezen, en met welk resultaat? Begrypt men 't gelezene? Meestal neen. En dit gaat niet de geringe man alleen aan. Ik weet er zo iets van! Na de meeste moeite om my duidelyk uittedrukken, bemerk ik gewoonlyk niet geslaagd te zyn. Myn stryd tegen hysterie byv. is gelezen als-of ik party-trok vóór dat monster. Als-of ik ontucht predikte, en zelfbederf! Een schryver heeft zelden bekwaamheid genoeg, om zich te verplaatsen op de laagte zyner lezers. En in-plaats van natedenken over de kwestie: wat is waarheid? moet hy zich gedurig tot afmattens toe, inspannen tot het beantwoorden der vraag: hoe zal ik de waarheid uitdrukken, dat ze geen leugens schyne door verkeerde opvatting?
Uit: Ideeën van Multatuli. Tweede bundel. Met een nawoord van J.J. Oversteegen. Querido. Amsterdam 1985, p. 73.