Heb je twee of drie langere literaire werken (roman en/of toneel) die min of meer goed bevallen?
‘Afgelopen zaterdag, bij een symposium over Sartre in Nijmegen was een docent die vertelde dat hij ook eens iets van Sartre had gedaan. Hij had een keer het existentialisme geprobeerd en dat deed hij dus maar nóóit meer. Er volgde goedkeurend gelach vanuit de zaal. Toen dacht ik wat een flauwekul. Als je er zelf achter staat en je bent er enthousiast voor, dan werkt dat ook! Ik doe dus wat met Sartre, bijvoorbeeld Les Mains sales, La P... respectueuse en Les Jeux sont faits.
Ik werk verder wel eens met fragmenten uit L'Assommoir van Zola. Van Villon lees ik “Le Grand testament” of “L'Epitaphe” in combinatie met de vertaling van Ernst van Altena en met muziek van Serge Reggiani. Het is altijd in de vorm van een project dat ik zelf leuk vind.
Twee of drie jaar geleden heb ik iets gedaan met Queffélec, Les Noces barbares. Dat had ik gelezen en daar was ik zo kapot van.
Dat ging toen goed maar ik had er toch teveel twijfels bij om het opnieuw te doen. Ik had een fragment gekozen met opdrachten volgens de structuuranalyse en de methode Bleich. Dat fragment sprak te weinig voor zich en het taalgebruik was te ingewikkeld. Ik had het hele programma moeten omgooien, maar daar was geen tijd voor.’
Wat zijn je criteria bij de keuze van de teksten?
‘Ik laat me leiden door wat ik zelf leuk vind en een beetje door het idee dat als ze een middelbare opleiding hebben toch ook een aantal grote namen gehoord mogen hebben. Dat idee is tot nog toe een beetje vies geweest, maar dat vind ik dus niet.
Verder moet er op de een of andere manier een aansluiting te vinden zijn bij de leerlingen. Ik wil wel altijd iets boven hun niveau uitkomen, maar in eerste instantie moeten ze iets herkenbaars hebben. Bij Prévert is dat het gemakkelijke taalgebruik. De situaties die hij beschrijft zijn zo simpel dat ze die allemaal herkennen.
Ik probeer ook aan te sluiten bij de actualiteit. Op het moment dat er politiek iets speelt, neem ik een fragment dat daarbij past. Afgelopen jaar uit Les Mains sales bijvoorbeeld.’
Wat zijn de voornaamste methoden om je leerlingen te motiveren?
‘De motivatie moet in principe in de tekst zelf zitten. Meestal is dat het onderwerp. Dan moet het verder van mij uitgaan in de manier waarop ik kan vertellen. Ik ben van mezelf uit niet zo'n verteller maar ik kan het wel als ik het boek, de schrijver, de tijd en de maatschappij waarin hij leefde ken.
Soms ook door een bepaalde methode te gebruiken zoals de structuuranalyse. Die gebruik ik voor verschillende projekten om ze te laten zien dat er meer is dan er staat. Ik merk altijd dat als ze daar eenmaal achterkomen, dat dan de meesten -je kunt natuurlijk nooit iedereen bereiken met literatuur, maar dat is ook niet mijn doelstelling- zien dat als je zaken combineert er een heel mooi verhaal van te maken is. Het leuke daarvan vind ik eigenlijk dat, hoewel ik dat tijdens de