Truwanten
(1987)–Anoniem Truwanten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
theeknummer) 15.589-623. Het is niet, zoals in de veertiende eeuw nog algemeen gebruikelijk was, op perkament geschreven, maar op papier - het behoort tot de oudste bewaarde papieren boeken uit onze gewesten. Er zijn geen miniaturen, de initialen aan het begin van de teksten en de lombarden (gekleurde grote hoofdletters die onderdelen van teksten markeren) zijn meer functioneel dan fraai; de marges zijn niet ruim bemeten - kortom: het is geen luxeboek. Zijn grote belang dankt het handschrift vooral aan de veelheid van teksten die het bevat: op de 241 folia (bladen), aan elke zijde met twee kolommen tekst beschreven, zijn meer dan tweehonderd teksten bijeengebracht, de meeste voorzien van een titel, een nummer en (aan het slot) een opgave van het aantal regels. Wie al bladerend het boek doorloopt, wordt getroffen door de veelsoortigheid van de inhoud. Korte teksten: exempelen, mirakelen, parabelen, sproken, boerden, gebeden, fabels, liederen, spreuken, preken, kronieken, maar daartussen ook een aantal langere teksten, waaronder enkele die behoren tot de ‘klassieken’ van de Middelnederlandse letterkunde: Van sente Brandane, De borchgravinne van Vergi, Theophilus, de abele spelen met hun sotternieën, en het werk van Segher Diengotgaf. Men vraagt zich af met welke bedoeling deze verzameling van zo uiteenlopende aard is samengesteld. Het antwoord op deze vraag is nog steeds niet bekend; een aantrekkelijke veronderstelling lijkt te zijn dat de codex heeft gediend als standaardcollectie in een scriptorium (schrijfatelier), waaruit kopiisten op bestelling afschriften vervaardigden. Dit zou verklaren waarom aan het eind van de meeste teksten het aantal verzen wordt opgegeven: op grond daarvan werd het schrijfloon berekend. Zo'n berekening is toevallig overgeleverd achterin een handschrift van Jan van Boendales Brabantsche Yeesten . Er wordt daar drie nuwe stuvers per duizend versregels gerekend en dat was vermoedelijk niet veel want de kopiist protesteert in het Latijn (opdat niet iedereen het kon lezen?): Pro tali precio numquam plus scribere volo (‘Voor zo'n loon wil ik nooit meer schrijven’). Deze kopiist heeft zijn werk ook gedateerd door aan het eind mee te delen dat het af was op 25 mei 1444. Dergelijke nauwkeurige informatie ontbreekt in het handschrift-Van Hulthem. We moeten in dat geval de datering afleiden uit andere gegevens. Het betrouwbaarste resultaat is verkregen door een vergelijking van de watermerken in het papier met die in andere, wél gedateerde stukken. Op grond van dit onderzoek wordt algemeen aangenomen dat het handschrift-Van Hulthem omstreeks 1410 is geschreven. Eigenaardigheden in de taal van de teksten wijzen erop dat dit in Brabant gebeurd is. | |
[pagina 12]
| |
Deze enkele gegevens - wie meer wil weten raadplege de litteratuur opgave achterin dit boekje - zijn voldoende voor een eerste oriëntatie. Op twee bladzijden hierna zijn reprodukties opgenomen van folium 235, het folium waarop de tekst van Truwanten geschreven is, beginnend met de linkerkolom op het recto (de voorzijde, hier p. 13) en eindigend op driekwart van de eerste kolom op het verso (de achterzijde, hier p. 14). De reprodukties geven de werkelijkheid sterk verkleind weer; de bladen van het origineel meten circa 265 × 200 mm. |
|