Expositie
Gerrit de Wilde
In de mooie ruime Amsterdamse galerie waar mijn vriend exposeert was het behoorlijk druk. In het gebouw zijn, naast elkaar, drie galerieën gevestigd die alleen tijdens de opening de tussendeuren van het slot doen. Ik was gevraagd erna samen met andere vrienden te gaan eten, dus ik had nog even.
Op de expositie van een goede bekende ben je na een half uur wel uitgekeken. Meer dan twee consumpties nemen hoort niet; ik keek bij de balie drie folders en een catalogus in, praatte met oude bekenden, hurkte in mijn eentje tegen de witte muur. De collega die ik verzocht mee te zakken wilde blijven staan, om gezien te worden zo te zien. Ik loerde naar het publiek. Veel jong volk in strak zwart, oudere heren met iets te lang haar, iets te opvallende bril en iets te lange, nonchalant openhangende regenjas met streepjessjaal. Veel lange smalle zwarte schoenen met afgehakte neuzen.
Aan het eind van de ‘van 16.00-18.00 uur’ hadden de bezoekers van de drie galerieën zich aardig gemengd. Een schitterend Indisch meisje liep traag elk oog met al haar zwart geklede pracht te strelen, exotisch geklede rijpe dames raakten elkaar even met de pink aan, een adhd jongetje rende tussen alle hogebomenbenen door en donderde natuurlijk om en jankte natuurlijk alle aandacht naar zich toe.
Ik ging maar eens staan en liep nog eens naar het podium met de bronzen. Hij maakte hiervoor prachtig, realistisch werk, hoewel een éénarmige krijger op een paard met drie poten, een woesteling zonder linkerarm die in zijn rechter een grote knuppel heft, staande op een blik cornedbeef, een vrouw zonder armen met reusachtige, slingerende borsten nou niet direct spul ‘voor op mijn man zijn bureau’ is. Maar deze anti-esthetiek, deze ruw geknede, takkige, drollige vormen, die wil zelfs niemand, dacht ik, in een verloren hoekje van zijn villatuintje hebben. Het is meer werk voor kunsthistorici die het voor hun broodwinning nodig hebben overal lijnen en bewegingen te zien, werk voor het museum.
Het Indootje maakte plaats voor een strakke negerin die gefascineerd voor een van de televisieschermen stond waarop een door de exposant gemaakte film, met diep in het Asmatgebied een Duitse arts die in zijn vakantie in een zweterig vertrekje een geweldig groot papoeagezwel verwijdert, dat als een rijpe mango naast de neus hangt. De vrouw van de arts houdt de hand vast van de patiënt die slechts plaatselijk is verdoofd. De jonge vrouw voor het scherm zuchtte af en toe diep. ‘Niet niks, die tieten’, dacht ik.
Luidkeels en in haast, zijn handen naar het plafond of nog hoger, roept een Rasta tiep: ‘I like it, yes, I like it!’ en duikt op de drankjes af. Ik vermoed dat zijn euforie op alle openingen slechts het gratis innemen betreft.