Gasten
Gerrit de Wilde
Ze moesten er eens een etmaaltje uit, Daan en zijn nieuwe geheime vriendin. Een zwaarmaar mooigebouwde veertigster met dik, donkerrood geverfd haar, die steeds pufte als ze iets had gezegd. Ze werkt in de verpleging maar weet veel van literatuur. De vriend en ik lezen ook wel eens wat en bij elk bezoek wordt min of meer uitvoerig besproken wat we lazen, dus dat paste goed. Zij sprak niet veel en ook daarmee troffen we het, want wij doen dat tot de oren ons van de kop vallen. Ze was steeds kalm, met afgewogen meningen. Ze leek verliefd.
Zijn vorige schat was heel anders. Wilde alsmaar praten over haar volkstuintje. Over groente, waar die allemaal niet goed voor was. Maar hij wilde, na de middagstoeierij, lekker achter de wijn aan en de boeken in. In gezondheid hadden we allebei geen zin. Ze zeurde bovendien na elke rokershoest over de kinderen die net het huis uit waren. ‘Het voorspel, dat zal vannacht een hele kluif worden, broeder’, dacht ik. ‘Een soort beeldhouwwerkjes zijn het dus’, zei ze, toen vriend haar zo ongeveer bovenop een paar van mijn werkstukken had gedrukt. ‘Ik houd meer van iets warms aan de wand.’
Nee, deze dame was beter. En de avond liep gesmeerd, zeker na nog een fles wijn. Als vanzelf kom je dan op de verschillen in smaak. Mulisch vond zij, en Hermans en die ouwe Vestdijk. Tegen Daan zei ik: ‘Jij houdt minder van taal dan van de belevenissen van de schrijver, jij houdt van de anekdote.’ Aan de manier waarop ze elkaar aankeken zag ik dat ik iets fouts had gezegd, maar wat? Ik liet het maar zo, en zij wilden wel naar bed. Dat werd voor mij, op het alweer jaren niet meer door mijn dochter beslapen bed, een uurtje nachttobben. Hij kan veel hebben, maar is lichtgeraakt met een vrouw erbij.
De volgende morgen bij het ontbijt: ‘Daan, ik heb gisteren iets verkeerds gezegd. Ik bedoelde niet dat je niet van taal zou houden. En ik zei dat je op schrijvers valt die anekdotisch werk brengen maar ik bedoelde autobiografisch. Je leest toch Brouwers, Warren, de brieven van Heeresma aan A. de Goede?’
De vriendin lachte luid, haar minnaar leek opgelucht. ‘Maar je bent daarmee natuurlijk wel een vieze ouwe voyeur.’ Nu verstrakte de vrouw. Wéér verkeerd! Maar die rechtzetting komt de volgende keer wel. Ze moet wat te lijden houden, hij ook. Zó mooi is het paradijs nou ook weer niet.