Tsien Geboaden foar it Frysk? (3)
Ben je Friezin? vragen collega's van mijn Rotterdamse courant mij geregeld. ‘Jazeker’, antwoord ik met trots. ‘Ik ben geboren in Harlingen.’ Om er meteen aan toe te voegen, dat de Waddenstad ‘de minst Friese stad van Friesland’ is en dat mijn ouders niet-Friezen zijn. Maar natuurlijk kan ik de taal verstaan en lezen. Zo moeilijk is dat Fries niet. Ik gebruik het Fries vaak fier. Bij het afscheid van mijn chef schreef ik hem. ‘Ik sil dy misse’. Als Friezin wil ik me bij tijd en wijle afficheren. Mijn randstedelijke collega's krijgen zo nu en dan een Friestalige wenskaart op de deurmat. Die tweede rijkstaal moet je promoten, vind ik.
Dat ik de taal na 41 jaar nog steeds niet spreek, verzwijg ik. Een Friezin mag zich beter uitdrukken in het Nederlands, vind ik. Maar tja, waarom ga ik niet op die Friese stoomcursus? Omdat ik weet dat ik het Fries nooit zo goed zal beheersen als het Nederlands. Ik ben een taalpurist. Mensen worden vaak gestoord van me als ik ze weer eens verbeter (groter DAN, even groot ALS) want ik vind dat er erg slecht Nederlands wordt gesproken. Daarom stoor ik me aan gebod 5: Je hoeft niet te wachten met Fries spreken tot je de taal perfect beheerst. [...] Met kromme tenen hoor ik vaak een Nederlander gebrekkig Fries spreken. Laat iedereen in zijn waarde! Liever Nederlands spreken dan halfbakken Fries uitkramen.
Echt belachelijk is gebod 10: Vraag aan instellingen, zoals de gemeente of verenigingen, om je in het Fries aan te schrijven. [...] Ik kan Fries lezen en vind dat prima. Maar een instelling of organisatie aanschrijven om die tweede rijkstaal voortaan maar als voertaal te hanteren in aan mij gerichte geschriften, gaat mij echt te ver. Dat laat ik aan de echte Frysksinnigen over!
Karin de Mik