Trotwaer. Jaargang 33
(2001)– [tijdschrift] Trotwaer– Auteursrechtelijk beschermdOnbegrepen woordenHet boek van Milan Kundera, waarvan de titel een eigen leven is gaan leiden, voert ons terug naar de tijd van de Koude Oorlog. Te midden van de economische en ideologische treurnis proberen vier Tsjechen (twee mannen en twee vrouwen) artistiek en emotioneel aan hun trekken te komen. Vooral de schilderes Sabrina heeft het moeilijk. Haar werken kunnen niet geëxposeerd worden in de verkrampte wereld van het vroegere Oostblok. Kunst is immers onmogelijk wanneer de antwoorden bij voorbaat vaststaan. ‘Daaruit volgt,’ zegt Kundera, ‘dat degene die vraagt de werkelijke tegenstander is van totalitaire kitsch.’ Onze eigenste Remco Campert heeft het veel mooier gezegd: jezelf een vraag stellen / daarmee begint verzet / en dan die vraag aan een ander stellen. Die vraag moet altijd en overal worden gesteld. Wanneer Sabrina naar Amerika verhuist, wordt ze geconfronteerd met andere en sterkere vormen van kitsch. ‘In het buitenland ontdekte ze dat de verandering van muziek in lawaai een planetair proces is waardoor de mens de historische fase van totale lelijkheid betreedt.’ Het doet me denken aan kardinaal Joseph Ratzinger, die onlangs popmuziek omschreef als ‘een massafenomeen dat geproduceerd wordt volgens industriële methodes en niets meer is dan een cultus van de banaliteit.’ Maar eigenlijk is kitsch en banaliteit van alle tijden. Dat bewees Gustave Flaubert al meer dan honderd jaar geleden met zijn ‘Woordenboek van pasklare ideeën’. Het is een alfabetisch geordende collectie clichés en platitudes die als pasmunt werden gebruikt door de bourgeoisie van zijn tijd. En, toeval of niet, Kundera heeft in zijn boek regelmatig stukken opgenomen van een ‘Klein woordenboek van onbegrepen woorden’. Misschien zijn onbegrepen woorden nog de enige remedie tegen planetaire kitsch. Johan Gezels |
|