Simmer 2000: in feestje foar ússels? (2)
Cultuurproducent
Halverwege Simmer 2000. ‘Onschuldige romantiek’, legt Gryt van Duinen uit bij de televisiereportage van de nos op de dag van de Slachtemarathon. ‘Het is geen nationalisme wat ons drijft. Maar we zijn trots op provincie, op onze taal en op onze eigenheid’, schrijft Henk Kroes in het ‘Weekdagboek’ van nrc Handelsblad op diezelfde dag. Slot Simmer 2000. In een afgeladen Leeuwarder fec - de thuishal van de Elfstedentocht - verklaart Ed Nijpels, in zijn eerste speech volledig in het Fries, dat het provinciaal bestuur ‘grutsk’ is op de organisatie van Simmer 2000 en dat Fryslân zich in de afgelopen drie weken op een geweldige manier aan Nederland heeft gepresenteerd.
Mooie illustraties van Fries zelfbeeld en bewaking van imago anno 2000 bij deze dragers van de manifestatie: geen Fryske bewegers pur sang, beschaafd chauvinisme, gevoelig voor het oordeel van ‘Nederland’.
Simmer 2000 was gebaseerd op een ijzersterke formule: het onthalen van emigranten waarmee velen hier op een of andere manier een band hebben, al was het maar omdat die emigranten deel uitmaken van ons collectieve geheugen (‘de jaren vijftig’ en het met de landverhuizing onlosmakelijk verbonden ‘verdriet van Friesland’). Simmer 2000 fungeerde als één groot cultureel netwerk van dorpse, stedelijke, provinciale organisaties, met de lc en Omrop Fryslân als huisorganen, bedrijven en banken als sponsoren en de provinciale overheid als vliegende keeper. Simmer 2000 presenteerde zich met de slogan ‘Wy dogge mei’. Door een enorm gevarieerd aanbod van cultuur met hoge en lage c, van het oude en het nieuwe Fryslân verpakt in reünies, massale sportbeoefening of muziekspektakel, kon een grote massa van deelnemers en toeschouwers in de provincie zelf gemobiliseerd worden: ‘Ik doch ek mei.’
Het aardige, zo men wil ‘het succes’, van Simmer 2000 is dat de manifestatie zelf gestalte gaf aan een hedendaagse collectieve Friese identiteit. Die identiteit kan in onze tijd niet alleen meer gevonden worden in taal, landschap of verleden, maar duikt juist ook op in individuele keuzes en identificaties bij taalgebruik, woongedrag en cultuurconsumptie. Simmer 2000 trad eigenlijk op als cultuurproducent en zij die eraan meededen gaven daarmee te kennen zich in het Fryslân van 2000 thuis te voelen. Bekend is dat identificatie evenzeer betrekking heeft op fictieve als op reële zaken. De ‘mienskip’ van alle thans levende Friezen, ja zelfs die van een enkel Fries dorp, is grotendeels een ‘imagined community’. Zo lang het daarbij horende wij-gevoel niet aangewend wordt om Fryslân al te uniek te verklaren en de wereld er buiten onnodig te weren, kunnen we nu weer, ver‘fryskt’ en wel, ‘oan 't wurk’.
Yme Kuiper