weg naar het dodenrijk in de Onderwereld, de Tartarus. De ingang vond onze held in Taenarum waar een poort toegang gaf tot de Styx, de rivier die het onder- en bovenmaanse met elkaar verbindt. De veerman Charon brengt de bootjes met gestorvenen van de ene oever naar de andere in het Dodenrijk. Die andere oever wordt bewaakt door de driekoppige hellehond Cerberos.
Door zijn meeslepende, droevige muziek wist Orfeus zowel Charon als de hond mild te stemmen en bij wijze van uitzondering lieten ze hem door. Alleen Theseus en Herakles waren daar eerder in geslaagd. De Onderwereld wordt beheerst door Hades (Pluto voor de Romeinen), naar wie men ook de Onderwereld zelf wel noemde en zijn vrouw Persefonè. Er was een hemelse afdeling en een soort hel. In de eerste, de Elyzese velden (bekend van de Champs d' Elysée in Parijs), leiden helden en heldinnen een gelukzalig bestaan. In de andere sector moeten schurken als Tantulus en Sisyfus hun eeuwigdurende kwellingen ondergaan. Midden door de Onderwereld stroomt de Lethe, de rivier van de vergetelheid.
Onbevreesd stapt onze held voor koningin Persefonè en zingt haar toe dat hij best wel wil berusten in de dood van zijn geliefde, maar dat Amor wint. Koning Hades laat zich vermurwen. Hij laat Eurydice gaan onder één voorwaarde: terwijl zij hem volgt naar boven toe mag Orfeus niet één keer omkijken. Doet hij dat toch dan is zij alsnog voor eeuwig verloren. De afloop is bekend. ‘Bang dat ze achterbleef of uit verlan gen haar te zien’, kijkt Orfeus vlak voor ze in de Bovenwereld aankomen om en onmiddellijk glijdt ze terug in de diepte. Weer daalt Orfeus af, maar ditmaal laat Charon zich niet bepraten en na zeven dagen ‘zonder ander voedsel dan zijn eigen tranen’ geeft hij het op.
Orfeus trok zich terug in het Thracische hooggebergte en hoewel door menige dame begeerd, moest onze zanger niets meer van Venus hebben. Volgens Ovidius werd hij een voorbeeld voor hen die graag de liefde bedrijven met jonge knapen, een vóór de vijfde eeuw v.Chr. nog ongebruikelijk omgangsvorm.
Het verhaal van Orfeus gaat nog verder. De Maenaden, vrouwelijke volgelingen van Dionysos, of Bacchus, zijn woedend over zijn afwijzing van vrouwen. In hun blinde extase smijt één van hen haar met klimop begroeide staf naar het ‘apollinisch hoofd’ van de dichter, waarop de woeste troep Bacchanten het lichaam van de arme dichter aan stukken scheurt. Heel de natuur weent om zijn droevig lot. Zelfs rivieren, vertelt Ovidius, zwollen door eigen tranenstromen. Orfeus' hoofd wordt met zijn lier in de rivier de Hebrus geworpen en terwijl lier en hoofd klaaglijk voort zingen, drijven ze af naar zee. Uiteindelijk spoelt het hoofd aan op het strand van Lesbos. Een slang bedreigt het, maar Apollo doet het beest verstenen, waarop de eilandbewoners een tempel voor de ongelukkige zanger oprichten.
Dionysos zelf vindt ook dat zijn volgelingen te ver zijn gegaan en voor straf laat hij ze wortel schieten en verandert ze in bomen.
Ondanks de verwantschap tussen de Orfische mysteriën en de vruchtbaarheidscultus van Dionysos, komt hier een tegenstelling naar voren tussen de ‘rationele’, klassiek-tijdloze Apollo (vader van Orfeus) en Dionysos als god van de roes en de vergankelijkheid - een tegenstelling die door Nietsche is uitgewerkt in zijn Geburt der Tragödie. Op de Elyzese velden wordt Orfeus' ziel dan eindelijk voorgoed vereeuwigd met die van Eurydice.
Talrijk zijn de varianten van de mythe rond Orfeus. Zo is Orfeus ook bekend als een van de Argonauten, een groep helden die onder aanvoering van Jason op zoek ging om aan de kus-