Trioel
Gjin punt nei Slauerhoff syn dea
Had ik er na de dood van Slauerhoff een punt achter moeten zetten, zoals critica Hannah Ludwig in het vorige nummer van Trotwaer stelde? Zij is van mening dat het derde bedrijf van Slauerhoff & Jorwert beter weggelaten had kunnen worden.
In het eerste bedrijf wordt een schets gegeven van Slauerhoffs omgang met de domineesdochters en zijn afscheid van Jorwerd. Het tweede bedrijf vat het vervolg van zijn leven in een aantal sleutelscènes samen. In het derde bedrijf viert Jorwerd het honderdste geboortejaar van de dichter.
Een punt achter zijn dood? Na het requiem de eeuwige stilte? Maar het werk van de dichter leeft juist voort na zijn dood. En precies dat feit wordt ruim een halve eeuw later herdacht. Zonder het derde bedrijf zou de drie-eenheid van het stuk - jeugd, levensloop en herdenken - verbroken zijn.
Zou ik met de dood van Slauerhoff gëindigd zijn, dan zou ik een toneelbiografie hebben geschreven. Het aardige van de opdracht was nu juist om, in het kader van Slauerhoffs verhouding tot Jorwerd, daar iets aan toe te voegen. Het was dus niet zo dat ik aan dit -magere- gegeven niet genoeg had, zoals Hannah Ludwig meent, en er daarom maar van alles bij heb gehaald.
Integendeel. Het eerste en het derde bedrijf reiken elkaar, over het tumultueuze leven van Slauerhoff heen, de hand. Zij spiegelen zich in elkaar. Personages als notaris Van der Hem, dominee Klooster en Geert Mak kunnen zelfs niet eens wachten tot zij in het derde bedrijf aan de beurt zijn! Zij dringen zich tijdens de spiritistische seance op de voorgrond - als geesten - terwijl zij op dat moment nog niet eens geboren zijn! Ook voorzegt Klooster al dat Slauerhoff eens in Jorwerd herdacht zal worden - dan zullen diens gedichten in de bomen hangen! ‘O, Heare God, lit it hjerst wurde!’, is Slauerhoffs reactie, die naadloos aansluit bij zijn postume woede in het derde bedrijf. En het zijn de drie oude dametjes in het derde bedrijf die, met instemming van de toeschouwers, bezwaar maken tegen de woorden ‘pastorale idylle’, waarmee de dominee de Jorwerdse tijd van Annie, Heleen en Jan samenvat.
Dat Klooster en Mak naar voren treden in het derde deel is allerminst verwonderlijk. Beiden drukten hun stempel op het beeld dat de buitenwacht in deze tijd van Jorwerd heeft, en beiden hebben een connectie met Slauerhoff.
‘In prachtige fynst’, schreef een criticus in het Friesch Dagblad over dit gewraakte derde deel. ‘De aktualiteit spilet in grutte rol, in aktualiteit mei in knipeach nei het (Slauerhoff)ferline.’ Zo is het.
Verder bevat het derde deel enkele taferelen die ik niet graag gemist zou hebben. De Leeuwarder Courant noemde het door de drie zusters a capella gezongen gedicht ‘Seerop’ zelfs één van de hoogtepunten van het stuk. Ook daar ben ik het helemaal mee eens.
Gerrit Jan Zwier