Een aardige man?
Gijs Stappershoef
Een fotoboek over het leven van Theo Thijssen was voor Jan Blokker aanleiding om de vraag te stellen: Was Theo Thijssen een aardige man? Het fotoboek gaf te weinig informatie voor een onomstotelijke conclusie, maar - vond Blokker - wij hebben niet met de man te maken, maar met de schrijver....
Is die scheiding wel zo gemakkelijk te maken? Ik heb altijd een aversie tegen de persoon van Goethe gehad en ben mij bewust dat dit mijn appreciatie van zijn werk beïnvloed heeft. Fokke Sierksma bekende mij eens dat het werk van Willem Kloos voor hem ontoegankelijk was, omdat hij Kloos ooit in een Haagse tram zuurtjes had zien snoepen.
De persoon fan Obe Postma voel ik heel sterk aanwezig in veel van zijn werk. Verzen als ‘As ik opdroegen wurd’ en ‘To Harns’ kan ik niet lezen zonder mij een wat oudere, vriendelijk, filosofisch mijmerende, ingehouden humoristische heer voor te stellen, naar wie ik best een middagje zou willen luisteren. De voorstelling die ik heb van zijn persoon draagt bij tot mijn waardering van zijn werk. Persoon en werk gescheiden te houden lijkt mij dus niet zo gemakkelijk.
Mijn beeld van Postma heeft anders wel wat te verduren gekregen: oud-leerlingen van de school in Groningen waar hij les gaf vertelden mij over de kwetsende manier, waarop hij hen bejegende als ze wat traag waren in het beoefenen van de wiskunde. Er vielen kwalificaties als ‘onbarmhartig’ en ‘valse nicht’. Ik heb geen reden aan de juistheid van deze verhalen te twijfelen, maar - gek genoeg - mijn beeld van de aardige man blijft bestaan, omdat zijn werk me ooit overrompeld heeft en steeds weer overrompelt. Heeft Jan Blokker dan toch gelijk...?