woorden opgeroepen wordt. Het gaat niet om de woorden zelf maar om de plaatsing daarvan. Opvallend is dat in de zeer verschillende Friese versie van dit gedicht (welke was er het eerst?) een andere interpretatie mogelijk wordt gemaakt, daar staat op p. 22:
De bloedplakken binne fan it liif ôf
wosken. Op 'e nij betsjoen ik mysels
mei it grutte wurd fan 'e wrâld.
Hier een heel ander gedicht. In deze passiefconstructie zijn de bloedvlekken van het lijf gewassen, iemand (wie?) heeft ze gewassen, in de Nederlandstalige versie een actiefconstructie, de vlekken wassen zichzelf. Tweede belangrijk verschil: in de Nederlandstalige versie vindt het terugtoveren in de woorden plaats, in de Friestalige versie gebeurt dit mei, met de woorden. Betovering in of betovering met, dit maakt een wereld van verschil: waar kiest Soepboer voor, betovering met of betovering in woorden? Ik stel het laatste voor, ik laat een paar mogelijkheden ervan zien.
Prachtig is de zin die hierop volgt, ik volg nu weer de Nederlandse versie, wanneer de toverwoorden gezegd zijn:
ben weer klein, speel kastanjemeisje.
Ik speel kastanjemeisje, dit is de herinnering: ik ben het meisje dat met de kastanjes speelt, of: ik speel voor kastanjemeisje, ik ben een kind dat een positie inneemt en ook aanneemt. Ik tover de woorden terug en verlaat het heden en ben nu het kastanjemeisje, ook al is het misschien voor even.
Als vanzelf rol ik je handen binnen.
Maar wie rolt hier? Zijn er twee personen? De dichteres en haar geliefde? Het kan ongetwijfeld zo gelezen worden, ik ben geen lezer die ook maar iets te verbieden heeft, ook in andere gedichten spelen geliefdes een rol. Ik bied een mogelijkheid aan, ik schrijf niets voor. Woorden nemen plaats, kastanjes nemen de plaats in van woorden en beginnen hun betovering. Als vanzelf. Ik wil dat de betovering in dit gedicht in stand blijft, daarom lees ik het, daarom lees ik deze gedichten. Het kind, het meisje dat met de kastanjes speelt laat ze als vanzelf haar handen binnen rollen. Kastanjes als kastanjes maar ook als woorden die dit gedicht binnen rollen. De ‘je’ in deze regel laat zich aldus verwelkomen als de ik die zich in dit gedicht als meisje ziet, de ‘ik’ en de ‘je’ vallen samen, zijn alleen door leeftijd van elkaar gescheiden: de ik ziet zichzelf als meisje.
Los en losser vliegen de vogels uit
roodbruin. Zwermwolk in roestig land.
Perspectiefverandering, van bovenaf gezien nu, eerst kijken we vanaf de grond omhoog met het kastanjemeisje mee, daarna vanuit de lucht met de blik mee van de vogels, we kijken op de vlucht neer van de vogels. Alleen vanuit de lucht kunnen vogels gezien worden als ‘Zwermwolk in roestig land’. Fraai beeld. Het is herfst, de kastanjebladeren kleuren roodbruin, roestig.