hwet lústerjen. ‘Een ziel,’ rôp er do. ‘Ja, als 't waar is’, sei de sersjant, ‘maar in elk geval, het binnenste van den loop noemt men de ziel.’
De theorie hânlet oer rangen, graden, earbiwîzen, plichten, oer 'tgewear, en den yette oer 't alderfoarnaemste foar ûs, oer de menaezje.
Fen 't lêste in staeltsje.
Vraag. Hoeveel legt een soldaat in de menage, zou je denke?
As 'tûs sein is, kinne wy al ridlik riede.
Antw. Ieder soldaat legt dagelijks 34 cents in de menage.
V. Goed, en wat krijgt hij daar zoo al voor?
A. Daar krijgt hij, daar krijgt hij voor... zijn soep, zijn vleesch, zijn rats en snert.
V. Hoe noem je dat?
A. Rats en snert, korporaal.
Dêrop komt den: ‘Die oude soldatentaal moge jelui niet leere, hoor! Neen, zijn middagete, hetwelk bestaat uit vaste spijs, zooals aardappele met groente, bruine bone, erwtesoep. Is dat alles uit de menage?’
A. Neen korporaal (of sersjant). Slappe was, zoowat voor een cent, traan om de schoene te smeere, dan zeep voor ongeveer 2 cente in de maand en dan het wassche van 5 stuks wekelijks van het goed, en dan wordt het traktement er uit betaald.
V. Goed; maar hoeveel is dat? Kan jelui dan wel traktement krijge!
A, Neen sersjant, dat wordt berekend, b.v. dat noemt men de deeling.